Terug
Phytophthora blijft zich voortdurend vernieuwen
sluiten

Aardappel Koerier

Special Phytophthora

Agressievere Phytopthora vergt nieuwe aanpak

Dankzij de droogte was Phytophthora in 2018 nauwelijks een probleem. Toch moeten aardappeltelers zich opmaken voor agressievere varianten, die met een standaard aanpak niet langer onder de duim te houden zijn, waarschuwt onderzoeker Geert Kessel van Wageningen UR. ,,Alleen door slim gebruik te maken van resistente rassen, blijven we de ziekte ook in de toekomst de baas.''

Wie dacht dat Phytophthora van warmte houdt, weet na een bezoek met Geert Kessel aan een Wageningse klimaatcel wel beter. Bij 15 graden Celsius is het er niet echt aangenaam toeven. ,,Toch is dit de temperatuur waarbij Phytophthora zich optimaal kan ontwikkelen'', vertelt de phytophthora-onderzoeker. Samen met promovenda Florencia Lucca uit Argentinië bekijkt hij enkele bakken met stukken aardappelblad, die in belichte rekken langs de wand staan. Ze zijn besmet met sporen van in de praktijk veel voorkomende phytopthoraklonen. Tweemaal daags controleert Lucca onder de microscoop of het blad al een begin van aantasting laat zien. Deze bepaling is belangrijk, omdat het veel zegt over agressiviteit van de ziekteverwekker.

EU36 en EU37

Het onderzoek is een verlengstuk van het onderzoek naar de verschillende klonen die in de Europese aardappelvelden voorkomen. Binnen het Europese samenwerkingsverband Euroblight sturen adviseurs van toeleveringsbedrijven en gewasbeschermingsfirma’s in heel Europa Phytophthora-monsters op naar laboratoria in Schotland, Frankrijk en Nederland. Op die manier wordt duidelijk, waar welke klonen actief zijn. Ook bij Kessel ligt een aantal enveloppen op het bureau. Het aantal inzendingen valt dit jaar tegen door de droogte; er is simpelweg weinig aantasting. ,,Toch is het dit jaar extra spannend'', zegt Kessel. ,,Er zijn de laatste jaren twee nieuwe klonen in opmars, die behoorlijk agressief zijn: EU36 en EU37. Ik ben heel benieuwd hoe vaak we die gaan terugvinden. Ze blijken zodanig agressief dat we waarschijnlijk de rekenregels in de beslissingsondersteunende systemen moeten aanpassen, omdat ze de plant sneller aantasten dan we gewend zijn.

Telers moeten alert zijn op de nieuwe, agressieve klonen

Phytophthora-onderzoeker Kessel benadrukt meerdere keren dat aardappeltelers extra alert moeten zijn op de nieuwe, agressieve klonen die eraan zitten te komen. ,,Het is nu al zo dat telers in een regenachtige periode, infectie bijna niet meer kunnen voorkomen. Zeker niet in de fase van snelle loofgroei. Die wedstrijd kunnen we met de gangbare aanpak niet meer winnen. De verzameling phytophthorapopulaties is als een peloton wielrenners. Telkens gaat er weer een nieuwe, sterkere variant voorop fietsen, terwijl de langzaamste afvalt. Daardoor is Phytophthora beduidend agressiever, of sneller, dan vroeger. In de jaren ’80 was de latente periode (de periode tussen het landen van een spore op een aardappelblad tot de vorming van een nieuwe spore, red.) van Phytophthora nog 7 tot 10 dagen. Tegenwoordig heeft de ziekteverwekker daar nog maar 2 tot 3 dagen voor nodig. En over een tijdje kan hij het waarschijnlijk nog sneller.''

Samen met promovenda Florencia Lucca uit Argentiniƫ bekijkt Geert Kessel enkele bakken met stukken aardappelblad, die in belichte rekken langs de wanden staan. Ze zijn besmet met sporen van in de praktijk veel voorkomende phytophthoraklonen. Lucca onderzoekt de agressiviteit van de phytophthorastammen EU36 en EU37 die in Nederland oprukken.

IPM 2.0 - aanpak

Met alleen een chemische aanpak, gaan telers de strijd tegen de aardappelziekte volgens Kessel verliezen. Een meer duurzamere aanpak is niet alleen een wens van de maatschappij en van de sector zelf, maar is zelfs bittere noodzaak om in de toekomst aardappelen te kunnen blijven telen, stelt de onderzoeker. Zo’n nieuwe gewasbeschermingsstrategie ligt al op de plank in Wageningen. De IPM 2.0-aanpak, zoals hij wordt genoemd, wordt inmiddels in een Europees project verder uitgewerkt. De strategie rust op drie pijlers: het gebruik van resistente aardappelrassen, het monitoren van de ziekteverwekker (welke kloon is in het veld actief?) en het gericht inzetten van chemie (niet spuiten tenzij…).
Jarenlang is er vanuit het Parapluplan - opgezet door de sector zelf - en daarna vanuit het project Durph, gewerkt aan goede resistenties. Dat heeft onder andere rassen opgeleverd, waar met behulp van genetische modificatie resistenties zijn ingebouwd. Europese regels en maatschappelijke weerstand laten dat echter niet toe. Ook ging er afgelopen zomer een streep door de inzet van de Crispr-Cas techniek, waarmee nog preciezer de genetische eigenschappen van de plant aangepast kunnen worden, zonder dat er DNA wordt toegevoegd. Het leek de ideale oplossing, maar ook deze techniek wordt gezien als een GMO en kreeg vooralsnog geen uitzondering op de regels. ,,De regelgeving rond GMO staat duurzaamheid in de weg", is de conclusie van Kessel.

resistenties beschermen

Resistentie is de basis onder de IPM2.0 aanpak. Nu het aanpassen van bestaande rassen niet mogelijk is, zijn de pijlen daarom nu gericht op de resistente rassen die langs de klassieke weg zijn veredeld. Ook daar heeft Wageningen UR met haar kennis van resistentiegenen aan bijgedragen. Inmiddels liggen er meerdere bruikbare rassen in het winkelschap en dat worden er de komende jaren nog meer. De biologische sector legde afgelopen jaar in een convenant met afnemers vast, dat er in het jaar 2020 alleen nog maar robuuste rassen te koop zullen zijn.
,,Veredelaars hebben flink vooruitgang geboekt. Toch moet ook de biologische sector aan de slag met IPM'', zegt Kessel. ,,Biologische telers kunnen niet ingrijpen met gewasbeschermingsmiddelen om de ziekte te bestrijden. Zij moeten daarom extra alert zijn op aantasting in resistente gewassen, om te voorkomen dat resistenties op grote schaal worden doorbroken. Zeker nu de resistenties veelal nog op één gen berusten, kan dat snel gebeuren. Het monitoren van de phytophthorapopulaties kan ze daarbij helpen, omdat je dan de beperkingen van de resistentiegenen kent en bijvoorbeeld de juiste rassen bij het juiste teeltgebied kunt zoeken. En als het nodig is, moet een aangetast gewas snel (plaatselijk) worden doodgebrand. Het is heel belangrijk om zuinig te zijn op de resistenties want veel resistentiegenen zijn er niet. Er wordt wel gezegd dat we er een stuk of twintig hebben, maar als je bekijkt welke op elkaar lijken, dan houd je er eigenlijk maar een stuk of zeven over. Resistenties moet je beschermen. Biologische telers moeten zich daar goed van bewust zijn."
Ook in de gangbare landbouw kunnen resistente rassen een enorme sprong voorwaarts betekenen. Daar kunnen telers de resistenties beschermen, door op kritieke momenten te spuiten. ,,Dan moet je denken aan enkele keren per jaar'', aldus Kessel. ,,Dat betekent een enorme reductie van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen
en een flinke kostenbesparing voor de teler. Chemie speelt dus een kleinere rol, maar wel een heel belangrijke.''


Drive-in McDonalds

Hoe zet je die resistente rassen het beste in en hoe verspreidt de ziekteverwekker zich in een gebied waar meerdere resistente rassen worden geteeld? Dit jaar promoveerde Francine Pacilly in Wageningen op een modelstudie naar het inzetten van resistente rassen. Op zich zit je bij het gebruik van een resistent ras safe, stelt Kessel. De kans dat er een mutant voorbij komt die de plant kan aantasten is klein. Er moet dan eerst in de buurt van het perceel een mutant ontstaan. Dat kan alleen op vatbare, aangetaste planten. Maar, als dat gebeurt, en de resistentie is doorbroken, dan gaat het ook gelijk goed mis, volgens Kessel: ,,Dan wordt zo’n resistent veld een soort drive-in McDonalds. De mutant heeft dan het alleenrecht en is er niets of niemand die hem meer tegenhoudt.''
Pacilly rekende door wat het effect is als er op grotere schaal gebruik zou worden gemaakt van resistente rassen. Zij zag dat agressieve varianten van Phytophthora zich sneller kunnen verspreiden naarmate er meer resistente rassen worden geteeld. Maar, wanneer 50 procent van het areaal uit resistente rassen bestaat neemt die kans weer af, blijkt uit haar modelstudie. ,,Dat is sneller dan we hadden verwacht'', zegt Kessel. Het bewijst volgens hem dat het gebruik van resistente rassen tot een robuuste aanpak leidt. En die aanpak wordt nog robuuster, zodra er meerdere resistentiegenen in een ras worden gecombineerd. ,,Van bijna niet meer te bestrijden, wordt de beheersing van phytophthora straks ineens een stuk makkelijker. Al wordt het wel een stuk kennisintensiever.''
+Colofon