'Bollenvogels' leven op in de Bollenstreek
Kan een gebied met intensieve bloembollenteelt ook een goede leefomgeving zijn voor vogels? In de Zuid-Hollandse Bollenstreek blijkt van wel. De laatste jaren blijven de populaties van soorten als de patrijs, de veldleeuwerik en de gele kwikstaart zeer constant, zo blijkt uit tellingen van de Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging Geestgrond. Volgens bestuurslid en adviseur Paul Venderbosch is vooral het open karakter van de streek aantrekkelijk voor 'bollenvogels'. Bloembollen Koerier ging een middag met hem op pad.
,,Hoor je dat drukke gebrabbel? Dat is de veldleeuwerik. Dat gaat de héle dag zo door. De meeste bollenboeren herkennen dat typische geluid inmiddels wel; het hoort echt bij deze streek.'' We kijken met Paul Venderbosch uit over een klein poldergebied net buiten Hillegom. Het gebied is open; de bloembollenteelt heeft hier overduidelijk de overhand. Tussen de gerooide velden zijn wat slootkanten - deels gemaaid, deels niet gemaaid - te zien en rondom de polder sluiten bosranden het geheel mooi af. ,,Dit landschap is perfect voor tal van akkervogels'', zegt Venderbosch. ,,De gewassen zijn laag, maar toch ook weer net hoog genoeg. Daardoor voelen vogels zich veilig om tussen de bedden te broeden. Vanaf het planten tot aan het vroege voorjaar ligt er ook nog eens een strodek op, waardoor er ook nog wat voedsel te halen is.'' Een andere plus is dat er tussen maart en juni niet al teveel 'trekkergeweld' op het land is. ,,Alleen tijdens de selectie wordt er veel door het land gelopen, maar dat vinden de vogels doorgaans wat minder erg.'
Het open karakter van de Bollenstreek is zeer aantrekkelijk voor 'bollenvogels'.
Met name de patrijs, een icoonsoort voor de Provincie Zuid-Holland, doet het de laatste jaren goed in de Bollenstreek, net als de veldleeuwerik, de gele kwikstaart, de kievit, de scholekster en de tureluur. Hoewel het volgens Venderbosch te kort door de bocht is om de huidige populatieaantallen direct te koppelen aan allerlei 'vogelvriendelijke initiatieven', durft hij de stelling wel aan dat er wat meer rekening wordt gehouden met de leefomgeving van deze vogels. ,,We merken dat bollenboeren best bereid zijn om kleine aanpassingen te doen ten gunste van deze vogels, zéker als je ze er persoonlijk bij betrekt.'' Wat volgens hem ook helpt is dat het een Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging is. ,,Ongeveer 20 van de 100 leden zijn zelf bollenboer; we weten daarom redelijk goed wat haalbaar en niet haalbaar is.''
Hagen en heggen bieden een goede beschutting voor vogels en herbergen bovendien veel insecten.
Kleine paradijsjes
Tijdens de ronde door het gebied wijst Venderbosch regelmatig op hagen en heggen die een goede beschutting bieden voor vogels en bovendien veel insecten herbergen. Ook de wat ruigere bermen en oeverkanten zijn volgens hem 'kleine paradijsjes' voor een groot aantal vogelsoorten. Zelf zou Venderbosch het liefste zien dat oevers, akkerranden en bermen zo laat mogelijk gemaaid worden waardoor bloemen, kruiden en insecten zich optimaal kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd weet hij dat bollentelers liefst op tijd maaien om veronkruiding van de percelen te voorkomen. ,,Ja, op dit soort punten zitten natuurontwikkeling en bedrijfsbelangen elkaar wel eens in de weg'', zo erkent hij, ,,Maar er zijn gelukkig nog genoeg onderdelen over waar we elkaar wél goed kunnen vinden. Die onderdelen moeten we maximaal uitbuiten.'' Ter illustratie rijdt hij een toegangsweg van een bollenbedrijf in en wijst hij op een paar 'rommelhoekjes' met takkenbossen, groenafval - en ook kruiden. ,,Die moeten dus vooral blijven liggen en niet allemaal opgeruimd worden.'' Ook een perceeltje met Japanse haver en een paar banen met pioenen of zonnebloemen kunnen aantrekkelijk zijn voor vogels. Zelfs geïnundeerde percelen kunnen wat hem betreft als een verrijking van het landschap worden gezien omdat ze allerlei (water) vogels aantrekken. ,,Behalve meeuwen, kun je daar strandlopers, lepelaar en tal van ruiters vinden. Persoonlijk vind ik dat wel een aanwinst.''
Boerenkennis belangrijk
De laatste stop is de Hogeveense Polder - een 300 hectare groot gebied tussen Lisse en Noordwijkerhout. Het is één van de favoriete plekken van Venderbosch, vooral omdat bollenteelt en natuurontwikkeling hier heel goed samengaan. ,,Dit is een echt bollengebied; heel wijds en open, maar tegelijkertijd mooi omzoomd door heggen en bosranden en met veel slootjes. Hier zitten ontzettend veel mooie vogels. Ook bijzondere soorten als ijsvogels en oeverlopers. Maar ook ander fauna zoals padden en kikkers kun je hier volop vinden. Elke natuurliefhebber kan hier zijn hart ophalen.'' Extra mooi is dat bollentelers in dit gebied zich bewust zijn van 'al het moois' dat er zit, waardoor er ook makkelijker te praten valt over kleine aanpassingen die het voor de vogels (nog) aangenamer maken. ,,Vooral de wat oudere boeren weten precies wat er hier leeft en zij begrijpen het belang van natuurelementen in het landschap. Bovendien maken wij als natuurvereniging ook gebruik van hun kennis; velen hebben hier immers jarenlang op hun knieën op het land doorgebracht...'' Dan klinkt er opnieuw het drukke geluid van veldleeuwerik. Venderbosch steekt zijn vinger omhoog en krijgt een glimlach op zijn gezicht. ,,Mooi hè?'', zegt hij met een vragende blik. Ja, dat is het.
Rommelhoekjes met takkenbossen, groenafval - en ook kruiden zijn belangrijk voor vogels. Ze bieden hen voedsel, beschutting en veiligheid.
Zelfs geïnundeerde percelen kunnen wat Venderbosch betreft als een verrijking van het landschap worden gezien omdat ze allerlei (water)vogels aantrekken.
Venderbosch zou het liefste zien dat oevers, akkerranden en bermen zo laat mogelijk gemaaid worden waardoor bloemen, kruiden en insecten zich optimaal kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd weet hij dat bollentelers liefst op tijd maaien om veronkruiding van de percelen te voorkomen.