Galinsoga ciliata
Int. Afk.: GASCI
Knopkruid, klein
Familie
Klein knopkruid behoort tot de Composietenfamilie.
Algemeen
Komt voor op goed van voedingsstoffen (stikstof) voorziene, humusrijke gronden; warmteminnend. Belangrijkste kiemperiode: late voorjaar tot zomer.
Beschrijving
Eenjarig zaadonkruid, warmte- en lichtbehoeftig, zeer vorstgevoelig; snel groeiend (vier weken na opkomst eerste bloemvorming); 10-80 cm hoog.
Typische kenmerken: goed groeiend, tot 3 generaties in een jaar mogelijk.
Zaadlobben: gaafrandig, gesteeld, spatelvormig tot vierkant, lichte inbochting aan de top. Loofbladeren: tegenoverstaand, langwerpig tot eivormig, getand, onderste bladeren gesteeld, bovenste bijna zittend.
Stengel: rechtopstaand, drietakkig vertakt, vanboven kort behaard.
Bloemen: eind- en okselstandige schijnschermen, talrijke kleine 'knop'-vormige (naam!) bloemhoofdjes. Gele, buisvormige, tweeslachtige buisbloemen; vijf witte, aan de rand staande lintbloemen.
Bloeitijd: mei-oktober.
Vruchten: dopvrucht; variërend in vorm, mat glanzend, met pappus, kunnen vliegen.
Zaden: die van de buisbloemen eivormig, zwart, met korte witte haren, pappus zo lang als de vrucht; die van de lintbloemen glad, stomp-driehoekig, zonder pappus; meer dan 5000 per plant; kiemdiepte zelden meer dan 2 cm. Levensduur van de zaden in de bodem: meer dan 10 jaar. Groeiplaatsen: plaatselijk massaal in alle gewassen (aardappelen, suikerbieten, uien, vollegrondsgroente, fruitteelt); zelden in granen.
Relevantie
In gewassen als aardappelen en suikerbieten wordt deze van warmte en licht houdende plant door een hoge stikstofgift bevorderd. Als laat onkruid een grote concurrent wat betreft water- en voedingsstoffen. Gemiddeld lagere opbrengsten, verstoring van oogstmachines.