Aardappeltelers laten meer kilo’s liggen door een te losse Alternaria-bestrijding dan door een te losse Phytophthora-bestrijding, zo stellen Robert Kort en Martin van Rijn. Zorgen voor een ongestoorde groei, op tijd beginnen met de bestrijding en dóórspuiten tot het eind van het seizoen zijn wat hen betreft de belangrijkste maatregelen om Alternaria onder de duim te houden.
Robert Kort (links) is akkerbouwer in Kudelstaart (NH.). Hij verbouwt frites- en pootaardappelen, wintertarwe, suikerbieten uien en maïs. Martin van Rijn (rechts) is specialist akkerbouw bij Agrifirm.
Worden de gevolgen van Alternaria in de praktijk nog te veel onderschat? ,,Ik vind van wel’’, zo durft Martin van Rijn de stelling wel aan. De akkerbouwspecialist van Agrifirm heeft samen met akkerbouwer Robert Kort een uurtje vrijgemaakt om over de Alternaria-bestrijding te praten. Beide mannen vinden de ziekte ‘zeker zo gevaarlijk’ als Phytophthora - al had deze laatste het afgelopen jaar weer eens duidelijk de overhand.
Waar Phytophthora snel, hard en behoorlijk zichtbaar toeslaat in het gewas, is Alternaria meer een sluipmoordenaar die op het einde van het seizoen razendsnel door het gewas kan wervelen en zo ongemerkt veel schade kan veroorzaken, zo stelt Van Rijn. ,,Die vlekjes zo op het eind van het seizoen worden nog te vaak voor lief genomen. Maar ze kosten vaak veel – onnodig veel – kilo’s. Niet iedereen heeft dat in de gaten, te meer je er in de bewaring ook verder niks van ziet of merkt.’’ Volgens Kort speelt ook nog steeds de ‘mindset’ rondom de ziekte mee. ,,Alternaria komt vooral naar voren in drogere seizoenen; die associeer je niet altijd met schimmels en met gevaar. Bij warm en vochtig weer is dat heel anders; dan weet iedereen dat Phytophthora op de loer ligt en staat ook iedereen op scherp.’’
Alternaria-aantastingen komen vooral voor op oudere bladeren en worden vaak pas vanaf het begin van de afrijping goed zichtbaar. Infecties ontstaan meestal bij regen na een droge periode. Daarna duurt het zo'n 6 tot 8 dagen voordat een aantasting zichtbaar is.
Alternaria is een zwakteparasiet en komt vooral opzetten onder stressvolle omstandigheden. Je moet er dus voor zorgen dat een aardappelplant zich voortdurend lekker voelt en ongestoord kan groeien, zegt Kort. ,,Dit klinkt misschien als een open deur, maar het is wel iets waar je als teler over na moet denken. Er valt altijd wel iets aan te passen en te verbeteren in de teelt, waardoor het gewas minder stress ervaart. En juist dat voorkómen van stress is de goedkoopste manier om Alternaria onder de duim te houden’’, zo stelt Kort.
Op het punt van gevoeligheid voor Alternaria ziet de akkerbouwer overigens behoorlijk wat verschillen tussen rassen. Zo teelt hij een flink aandeel Markies; een ras waarvan bekend is dat deze behoorlijk gevoelig is voor de ziekte. ,,Daar komt bij dat ik Markies vooral op de wat armere, lichtere gronden poot, omdat dit ras daar doorgaans prima groeit. Maar juist op deze gronden heb je eerder kans op groeischommelingen en dus ook meer kans op Alternaria. Wat dat betreft is Markies een soort gids-ras voor Alternaria.’’
Van Rijn beaamt dat rijkere bodems en een goede bemesting de ziekte zeker kunnen onderdrukken. Volgens hem gaat het dan niet alleen over voldoende stikstof, maar ook goed beschikbare sporenelementen als magnesium en mangaan. ,,In de praktijk zien we vaak dat planten met bijvoorbeeld magnesiumgebrek als eerste aan de beurt zijn bij Alternaria. Een vlekje vanwege magnesiumgebrek wordt dan vanzelf een Alternaria-vlek.’’
Om Alternaria uit het gewas te houden is preventief spuiten noodzakelijk. Een algemene vuistregel daarvoor is te starten met een bespuiting wanneer twee derde van het perceel in bloei staat. Volgens Van Rijn is dit echter een vrij grove - en soms ook riskante - benadering, die niet bij alle rassen past. ,,Voor een vatbaar ras als Markies moet je echt eerder spuiten, liefst al aan het begin van de bloei, om aantasting en schade te voorkomen.’’
Verder is het belangrijk om tot het einde van het seizoen door te gaan. Van Rijn vertelt dat percelen ongekend snel kunnen aftakelen wanneer er op ’t eind geen Alternaria-middel meer aan de phytophthora-bestrijding wordt toegevoegd. ,,Ik heb percelen gezien die in een paar dagen tijd helemaal ten gronde zijn gegaan. Hierdoor kun je zomaar tien procent aan opbrengst laten liggen’’, zo waarschuwt hij.
Voor een goede Alternaria-bestrijding adviseert Van Rijn om te starten met het middel Propulse en daarna af te wisselen met Narita®. Daarbij moet een interval van hooguit 14 dagen worden aangehouden. In jaren met een normale phytophthoradruk komt dit vaak neer op een tweewekelijkse toevoeging aan de (wekelijkse) phytophthora-bestrijding. Maar in droge zomers – waarbij het spuitinterval nogal eens met een paar dagen wordt opgerekt – loopt het interval voor de Alternaria-bestrijding al gauw naar drie weken op. Van Rijn vindt dit riskant, zeker wanneer er na een periode van droogte weer wat regen valt. ,,Ik snap dat vrijwel niemand apart voor Alternaria gaat rijden, maar hou de gewassen dan wel extra goed in de gaten. En overweeg om toch een keer extra een Alternaria-middel toe te voegen‘’, zo adviseert hij.
Kort geeft aan vrijwel altijd wekelijks tegen Phytophthora te spuiten en daarbij ook altijd tweewekelijks een Alternaria-middel mee te spuiten. ,,Als je voor een volledige opbrengst gaat, dan moet je het gewas zo lang mogelijk productief houden. Op het einde van het seizoen risico’s nemen met grotere intervallen of nog even proberen wat te bezuinigen op middelen is in mijn ogen niet slim. Ik wil gewoon zoveel mogelijk kilo’s rooien; daar doe ik het uiteindelijk voor.’’
Narita® is een geregistreerd handelsmerk van Globachem