Volgende
AARDAPPEL ‘Opbrengst en kwaliteit van aardappelen moeten weer omhoog’
sluiten

Akkerbouw Koerier Mei 2023

De bestrijding van Phytophthora moet anders

Lange tijd lukte het om met uitgekiende gewasbeschermingsschema’s Phytophthora de baas te blijven. Maar die tijd is voorbij, is de ongemakkelijke boodschap van Geert Kessel, phytophthora-onderzoeker bij WUR. ,,De ziekteverwekker wordt virulenter, vaak ingezette middelen verliezen hun werking en het middelenpakket krimpt. Het moet anders.”

Eigenlijk viel het hem nog mee hoe teeltseizoen 2022 is verlopen. Maar 2021 was een voorbode van waar Geert Kessel al langer voor vreesde: door een combinatie van snelle groei en hoge ziektedruk waren in dat jaar de gewasbeschermingsschema’s niet meer dicht te houden. ,,De spuitintervallen van de adviesprogramma’s kwamen op een gegeven moment uit op twee tot drie dagen. En zelfs daarmee waren de aantastingen in de praktijk niet altijd binnen de perken te houden”, zegt de WUR-onderzoeker. Dat 2022 vervolgens rustig verliep, is volgens hem te danken aan het droge voorjaar. ,,Daar zijn aardappeltelers goed mee weggekomen. Ik had meer druk verwacht uit afvalhopen en besmet pootgoed. Maar uiteindelijk waren er hele periodes waarin de intervallen flink konden worden opgerekt, omdat de infectiekansen laag waren. We konden dat ook zien aan het aantal phytophthora-monsters dat we binnenkregen; dat was erg laag.” 

Geert Kessel, phytophthora-onderzoeker bij WUR: ,,Ook nu de middelenkast nog redelijk gevuld is, hou je infecties niet meer buiten de deur op het moment dat het echt spannend wordt.”

Nieuwe phytophthora-kloon EU-43 rukt op

Toch zette zich ook in 2022 een trend door die Kessel zorgen baart. En dat is de snelle uitbreiding van bepaalde phytophthora-varianten, in dit geval de kloon EU-43. Dat blijkt uit de doorlopende inventarisatie van samenwerkingsverband Euroblight, waar Kessel namens Nederland aan deelneemt. ,,Alle ogen zijn sinds eind vorig jaar gericht op Denemarken. Daar werd als eerste resistentie ontdekt tegen actieve stoffen uit de CAA-groep, die onder meer voorkomt in het middel Revus (mandipropamid) en in Zorvec Endavia (benthavalicarb). Die resistentie is inmiddels gelinkt aan EU-43.” 

De betreffende phytophthora-kloon werd in 2018 voor het eerst in Denemarken gezien en nam de afgelopen jaren flink toe. In 2021 maakte de kloon al 21 procent uit van de Deense populatie, in 2022 was dat 62 procent. In de zomer van 2022 kreeg de Universiteit van Aarhus meerdere meldingen binnen van percelen waar Phytophthora lastig onder controle kon worden gehouden. Waarom nou juist in Denemarken? Kessel: ,,In Denemarken zijn relatief weinig middelen beschikbaar en wordt ook gewerkt met verlaagde doseringen (LDS). Die aanpak lijkt nu terug te bijten.”

Behalve in Denemarken kreeg EU-43 ook in andere EU-landen voet aan de grond. Van 2 procent in 2021 steeg het aandeel in de totale EU populatie naar 16 procent in 2022, met België (12%) en Nederland (45%) als koploper na Denemarken. ,,2023 wordt dus een interessant jaar. De kans is groot dat EU-43 zich verder uitbreidt, zeker als telers hun spuitschema’s niet aanpassen. We weten niet in hoeverre EU43 ook hier resistent is, maar de kans is groot dat de situatie niet veel anders is dan in Denemarken. Daarom zullen we uiterst voorzichtig moeten zijn.”

Resistentie voorkomen

Vanuit het FRAC, een Europees overlegplatform op het gebied van resistentievorming, bestaande uit onderzoekers en mensen uit de chemiebranche, ligt er inmiddels een advies hoe om te gaan met de nieuwe situatie. Middelen met werkzame stoffen uit de CAA-groep (benthiavalicarb, dimethomorf en mandipropamid) worden volgens dat advies maximaal twee keer achter elkaar toegepast en altijd gemengd met actieve stoffen uit een andere groep. Op die manier wordt de selectie van de EU-43-kloon hopelijk voorkomen. Worden de regels ook ingebouwd in de beslissingsondersteunende adviesprogramma’s? Kessel: ,,Nee, dat is lastig, het gaat immers om toegelaten middelen, maar er komt wel een soort pop-up met een waarschuwing, waarbij deze adviezen in beeld verschijnen. Ik zie dat adviseurs er ook nog mee worstelen: wat gaan we wel en niet doen? Het wordt een flinke puzzel.”

De situatie is overigens niet uniek, benadrukt Kessel. ,,We hebben een soortgelijke situatie gehad met het middel fluazinam, dat destijds zorgde voor een plotselinge toename van de kloon EU-33 en later EU-37. Ook daarvan is het gebruik aangepast en op dit moment maakt de EU-37-kloon 2,6 procent uit van de totale Nederlandse populatie. Dat is werkbaar, maar 2 procent van veel is nog steeds veel; het is wel iets waar je blijvend rekening mee moet houden.”

In Wageningen wordt jaarlijks nauwkeurig onderzocht welke verschuivingen er zijn in de phytophthora-populatie.

Resistente rassen

Op dit moment vormt EU-36 - een oude bekende - de grootste klonale lijn in Nederland. Deze kloon is niet direct gelinkt aan een werkzame stof of middel, maar er komen wel ‘vervelende virulenties’ in voor, aldus Kessel. ,,Phytophthora is in het algemeen agressiever geworden en je ziet populaties steeds sneller verschuiven. Ik durf wel te stellen dat je niet meer alleen op de inzet van gewasbeschermingsmiddelen kan vertrouwen. En dat is niet alleen omdat de overheid aan het middelenpakket knaagt en er weinig nieuwe middelen in de pijplijn zitten.  Ook nu de middelenkast nog redelijk gevuld is, hou je infecties niet meer buiten de deur op het moment dat het echt spannend wordt. Deze aanpak loopt dood.”

Wat de aardappelsector volgens Kessel moet doen, is resistente rassen onderdeel maken van de strategie. ,,Niet voor niets zijn rassen een belangrijk onderdeel in het ICM-raamwerk (Integrated Crop Management, red.). Je ziet ook al langer dat veredelaars er hun pijlen op richten en dat een groep telers deze rassen omarmt, ook buiten de biologische sector. Resistente rassen helpen om actieve stoffen te beschermen en andersom. Je moet namelijk wel zuinig zijn op de resistenties. Veel rassen die in de biologische sector gebruikt worden, dragen hetzelfde resistentiegen. Op het moment dat de ziektedruk hoog wordt, zoals in 2021, is het gevaar groot dat de resistentie doorbroken raakt, want hij is niet absoluut. Dat kan vervolgens weer leiden tot het uitselecteren van populaties die de resistentie kunnen omzeilen. Als die zich blijven opbouwen, dan is zo’n resistentie in een klap waardeloos geworden. En dat is risicovol, want resistentiegenen zijn er maar in beperkte mate. In de gangbare teelt kun je de resistentie beschermen. Met een paar goed getimede bespuitingen kom je dan schoon het seizoen door, terwijl de resistentie beschermd blijft.”

Crispr-techniek

Hoe kwetsbaar de situatie is, blijkt als Kessel wat dieper op de resistenties in gaat. ,,Eigenlijk zijn er maar zes breedspectrum resistentiegenen. En voor elk van die zes hebben we al een keer virulente Phytophthora gevonden. In de winter is de populatie gelukkig heel klein waardoor zeldzame virulenties vaak vanzelf verdwijnen. Zolang dit zo is, begin je elk groeiseizoen met een schone lei en moet zich eerst weer een mutant vormen die zich kan opbouwen gedurende het groeiseizoen. Schoon beginnen en een ruime rotatie zijn daarom belangrijk. Een goede bedrijfshygiëne is van belang. Want wat je vooral niet wilt, is dat er delen van zo’n populatie kunnen overwinteren. Dan gaat het goed mis.” 

Een echt sterke barrière valt alleen op te werpen door het stapelen van resistentiegenen. Ook de biologische sector werkt daar aan, maar dat is via klassieke veredeling een lange weg. Bovendien raken oudere rassen onbruikbaar. Via genetische modificatie zijn meervoudige resistenties wel vrij snel in te bouwen. Dergelijke resistenties liggen al jaren klaar in Wageningen, maar die mogen in Europa niet worden gebruikt. Daar kan verandering in komen als de techniek van genbewerking, ook bekend als Crispr, wordt toegestaan. De Europese Commissie werkt aan nieuwe wetgeving hiervoor. ,,Een groot voordeel is dat je dan ten eerste bestaande rassen kunt behouden. Maar je kunt vooral een hele sterke barrière opwerpen voor Phytophthora. De kans dat een resistentie wordt doorbroken is vele malen kleiner.”  

Ultieme bad guy

Kessel loopt de vijf pijlers van ICM nog eens bij langs: ruime rotaties, robuuste rassen, duurzaam bodembeheer, gerichte bestrijding, monitoring en evaluatie. Met die aanpak moet volgens hem de hele aardappelketen aan de slag. Zijn we er dan? ,,Achteroverleunen zal er nooit bij zijn. Wat dat betreft is Phytophthora de ultieme bad guy.”
+Colofon