In hoeverre is de Phytophthora-schimmel de afgelopen jaren veranderd? Welke isolaten zijn echt gevaarlijk en hoe pak je die als teler dan aan? Met deze vragen - en meer - ging Aardappel Koerier op bezoek bij Huub Schepers, onderzoeker en Phytophthora-specialist bij Wageningen University Research - Praktijkonderzoek AGV in Lelystad.
In de rubriek Mens & Werk laten we mensen aan het woord die zich op een bijzondere manier inzetten of verdienstelijk maken voor hun vak (en vakgenoten). In deze aflevering: Huub Schepers, onderzoeker gewasbescherming bij Wageningen University Research - Praktijkonderzoek AGV in Lelystad.
Om te beginnen: hoe heeft Phytophthora zich het afgelopen jaar gemanifesteerd?
,,Afgelopen seizoen zat het venijn vooral in de staart. Tot begin augustus was er vrij weinig aan de hand, maar zo richting de knolbeschermingsperiode kwam er regen en kreeg de schimmel toch nog alle kans om zich te ontwikkelen. Op het eind waren er daarom maar weinig percelen waar geen Phytophthora te vinden was. Vooral de knolbescherming is dus belangrijk geweest, maar ik vrees dat niet alle telers even alert waren op dat moment. Sommigen hebben net iets teveel ruimte genomen in hun schema. Ik verwacht daarom de nodige tegenvallers in de bewaring.''
Je zou toch zeggen: telers wéten ondertussen hoe belangrijk knolbescherming is?
,,Ja, dat weten ze ook. Maar het lastige blijft dat knolbesmettingen niet zichtbaar zijn in het gewas. Het proces van een latent loerende schimmel die zich bij gunstig weer via sporen naar knollen begeeft, onttrekt zich aan het zicht van de teler en komt pas in de bewaring tot uiting. Daar komt nog bij dat de aandacht voor de phytophthora-bestrijding op het eind van het seizoen - wanneer telers steeds drukker worden - soms toch iets verslapt.''
Phytophthora past zich voortdurend aan aan z'n leefomgeving. Welke veranderingen heeft de schimmel de afgelopen jaren ondergaan?
,,Genetisch gezien zijn de veranderingen de laatste jaren redelijk beperkt gebleven. De grote klonale groepen (genetische families, red.) - die we met 12 verschillende kleuren aanduiden - zijn in grote lijnen gelijk gebleven. In Noordwest-Europa zijn Blue, Pink en Yellow nog steeds de meest voorkomende groepen, waarbij in Nederland vooral de Blue-groep veel voorkomt. De meest agressieve variant is Blue 13. Deze lijkt beter te kunnen overleven dan z'n soortgenoten en krijgt daardoor een steeds groter aandeel binnen de groep. Gelukkig lijkt het huidige middelenpakket vooralsnog sterk genoeg om Blue 13 onder de duim te houden. Een andere genetische variant die de laatste jaren duidelijk oprukt is Darkgreen 37 (of EU-37). Dit isolaat is het 'agressievere neefje' van Green 33 - de variant die een aantal jaren geleden sterk vertegenwoordigd was vanwege zijn ongevoeligheid voor de werkzame stof fluazinam. Inmiddels hebben we Darkgreen 37 ook getest op gevoeligheid voor fluazinam en blijkt deze eveneens verminderd gevoelig.''
Welke gevolgen heeft die verminderde gevoeligheid van Darkgreen 37 voor de praktijk?
,,Dat hangt erg van het gehanteerde spuitschema af. In Nederland worden (combinatie-)middelen met fluazinam eigenlijk alleen in het middenblok gebruikt en niet tijdens de knolbeschermingsfase. De kans dat Darkgreen 37 in Nederland snel uit zal groeien tot een 'probleemgeval' is daarom niet zo groot. In veel landen om ons heen ligt dat echter anders; daar worden combinaties met fluazinam nog vrij veel in de knolbeschermingsfase ingezet. Hoewel ik niet kan voorspellen hoe Darkgreen 37 zich zal ontwikkelen, mag je wel stellen dat telers die stelselmatig fluazinam als knolbeschermer gebruiken extra risico's lopen op knolphytophthora.''
Hoe zit het met de gevoeligheid van Phytophthora voor andere werkzame stoffen? Loeren ook daar gevaren?
,,Eerlijk gezegd weten we dat gewoon niet. Binnen de werkgroep EuroBlight lokaliseren en categoriseren we binnen Europa veel Phytophthora-stammen en kunnen daarmee iets zeggen over de veranderingen en verschuivingen in genotype. Maar over de link met het fenotype - dat iets zegt over de ontwikkelingssnelheid en agressiviteit van de stam en de gevoeligheid voor werkzame stoffen - weten we veel minder. Afgelopen jaar is daarom een nieuw Europees project gestart, ERA-NET IPM Blight 2.0, dat meer verbanden moet gaan leggen tussen genotype en fenotype van de verschillende Phytophthorastammen. Hiervoor wordt onder andere een uitgebreide ziektemonitoring gekoppeld aan online tools voor telers en adviseurs. Uiteindelijk doel is om te komen tot een 'stammen-gericht', preventief spuitadvies, al moet ik daar wel bij zeggen dat dit nog verre toekomstmuziek is.''
Zitten aardappeltelers eigenlijk wel te wachten op zo'n stammen-gerichte phytophthorabestrijding? Het wordt er allemaal niet eenvoudiger op...
,,Dat is een vraag die je je terecht kunt stellen. Bedrijven worden steeds groter en velen zijn al blij wanneer ze rond kunnen komen met hun veldspuit zonder al te grote gaten in het spuitschema. Bovendien hebben telers nu al moeite genoeg om te werken met hulpmiddelen zoals monitorings- en waarschuwingssystemen. Het zal daarom van groot belang zijn om deze gerichte spuitadviezen zo naadloos mogelijk aan te laten sluiten bij de gangbare praktijk. Het beláng van een gerichtere Phytophthorabestrijding staat wat mij betreft echter buiten kijf. De komende jaren zal de druk op chemische gewasbeschermingsmiddelen toenemen en zullen er meer middelen afvallen dan bijkomen. Bovendien blijft het gevaar van resistentievorming voortdurend aanwezig. Een gerichte en duurzame inzet - met voldoende afwisseling van middelen - is meer dan ooit gewenst.''
Moeten we niet meer inzetten op rasresistentie?
,,Natuurlijk moeten we daar vol op inzetten, maar we mogen niet verwachten dat hier we daarmee het phytophthora-probleem zomaar even kunnen tackelen. Chemische gewasbescherming zal de komende jaren onherroepelijk een belangrijk deel van de oplossing blijven. We zullen de middelen die we hebben daarom moeten koesteren.''