In de rubriek Jong & Ondernemend laten we jonge ondernemers in de land- en tuinbouw aan het woord. Hoe runnen zij hun bedrijf? Welke kansen en bedreigingen zien ze binnen hun vakgebied? En vooral: hoe zien zij de toekomst tegemoet? In deze aflevering: Reinder Hogenhout (26) uit Kimswerd (Fr.).
,,Blijf positief, want daarmee kom je uiteindelijk het verst. En: probeer regelmatig wat nieuws uit op je bedrijf, want dat houd je scherp en actief.’’ Het zijn de ‘aanmoedigende’ woorden van Reinder Hogenhout uit Kimswerd (Fr.). Hoewel hij pas 26 jaar is, draait hij alweer zeven jaar mee in het ouderlijk bedrijf. Dat bestaat uit een akkerbouwtak van ca. 100 hectare, een handelsbedrijf in gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaaizaden (AgroServo) en – sinds kort – ook een loonwerktak.
Reinder Hogenhout (26) heeft samen met zijn ouders een akkerbouw-, loon- en handelsbedrijf (AgroServo) in Kimswerd (Fr.). De akkerbouwtak beslaat ca. 100 hectare met tafelaardappelen (33%), wintertarwe (33%) en suikerbieten, zaaiuien en winterpeen (33%). Het bedrijf heeft één fulltime medewerker en twee parttimers in dienst.
Wanneer wist je dat je in het ouderlijk bedrijf wilde stappen?
,,Dat wist ik al van jongs af aan. De landbouw en alles daaromheen heeft me altijd getrokken. De zorg voor grond en gewassen en zien dat je daar een mooie oogst mee behaalt; wat mij betreft is er niks mooiers dan dat! Ik heb echt nooit iets anders gewild dan dit.’’
Wat is er veranderd sinds je in het bedrijf zit?
,,De afgelopen jaren zijn we met al onze bedrijfsonderdelen gestaag doorgegroeid. Zo is het akkerbouwbedrijf sinds 2015 verdubbeld van 50 naar 100 hectare en hebben we met ons handelsbedrijf AgroServo een redelijk stabiele positie verworven, zowel in de akkerbouw als in de veehouderij. Daarnaast hebben we sinds dit voorjaar ook wat agrarische loonwerkzaamheden overgenomen van een loonbedrijf dat daarmee gestopt is. Het klinkt misschien raar, maar voor mij voelen die ontwikkelingen niet als een enorme verandering. Dat komt omdat ik al best lang meedraai in het bedrijf en ook veel vrijheid heb gekregen van mijn ouders om zelf dingen op te pakken en uit te voeren. Bovendien kan mijn vader – waar ik dagelijks mee werk – heel goed loslaten; dat helpt enorm om zonder aarzeling dingen te ondernemen.’’
Waar wil je de komende jaren naar toe met het bedrijf?
,,Voor alle drie bedrijfstakken streven we vooral naar verdere optimalisatie. Voor ons akkerbouwbedrijf betekent dat: maximaal resultaat boeken met zo min mogelijk input. De afgelopen jaren hebben we daar al een flinke slag mee gemaakt met precisietechnieken, zoals spuiten per dop en kunstmest strooien met behulp van taakkaarten. De komende jaren zal dat alleen maar in een stroomversnelling komen, ofwel: daar is nog veel meer winst te behalen.
Qua bouwplan staan er geen grote veranderingen op stapel. Tafelaardappelen blijven ons belangrijkste gewas; die telen we vrij en verhandelen we zelf. Pootaardappelen telen past ons niet, omdat de selectieperiode teveel samenvalt met de werkzaamheden van AgroServo. Levering en advies aan klanten gaan altijd voor. Bovendien is een groot deel van onze grond net wat aan de zware kant voor pootgoed. Dan mis je toch wat tal.
Ook proberen we heel bewust te verduurzamen, zowel in gewasbescherming als bemesting. Daarvoor proberen we veel technieken, systemen en middelen eerst uit op ons eigen akkerbouwbedrijf – waarvan we de resultaten ook weer kunnen gebruiken bij de advisering naar onze AgroServo-klantenkring. Met name met het uittesten van groene middelen lopen we - naar mijn mening - best voorop. De afgelopen jaren hebben we er vele tientallen getest – en daar zitten zeker ook middelen met perspectief bij. Al met al denk ik dat we zo’n 10 tot 15 groene middelen en biostimulanten in ons pakket hebben die iets voor de akkerbouwer kunnen betekenen. Ik zeg dat wel voorzichtig, want niet alles werkt overal even goed. Verder moet je deze middelen niet vergelijken met chemie. Als je de effecten daarvan op een 8 of 9 zet, dat kom je met de beste groene middelen op een 7 uit. Dat gat daartussen moeten we opvullen met het verbeteren van de bodem- en plantgezondheid en de inzet van slimme technieken.’’
Wat zie je als grootste uitdagingen - of knelpunten – voor de komende jaren?
,,Naast de hiervoor genoemde verduurzaming, zie ik de aanpassing aan het veranderende klimaat als een grote uitdaging. Zelf proberen we daarmee te dealen door onze grond in een zo goed mogelijke staat te brengen en te houden. Daarnaast investeren we in een licht, maar slagkrachtig machinepark waardoor we – met name bij minder goede omstandigheden - snel en efficiënt kunnen werken en tegelijkertijd de grond zoveel mogelijk kunnen ontzien.
Een andere uitdaging die voor de hele sector geldt, is het beperken van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen. Door normoverschrijding in het oppervlaktewater krijgen we steeds vaker te maken met beperkingen op middelen. Of erger: we raken ze helemaal kwijt. De grootste boosdoener is erfemissie. Daar moeten we met z’n allen écht iets tegen doen. Ik besef heel goed dat er in de aanleg van een reinigings- en spoelplaats geen verdienmodel zit, maar het belang voor de hele akkerbouwsector is groot. Dus: ga ermee aan de slag of maak – waar mogelijk - gebruik van een collectieve spoelplaats.’’
Hoe zie je de toekomst tegemoet? Ben je over tien jaar nog akkerbouwer?
,,Over tien jaar ben ik zeker nog akkerbouwer! Er is niks mooiers dan op je eigen land je eigen gewassen te zien groeien. Ik blijf het heel bijzonder vinden dat je met een klein zakje zaad een hele onderlosser met uien van het land kunt halen.’’
Tot slot: welk advies zou je startende collega’s mee willen geven?
,,Ik zou zeggen: blijf positief, want daarmee kom je uiteindelijk het verst. En: probeer regelmatig wat nieuws uit, want dat houd je scherp en actief. Accepteer daarbij dat niet alles een succes wordt. Als iets niet werkt op je bedrijf, dan is dat óók een antwoord waar je van geleerd hebt en weer verder mee kunt.’’