Veel maïstelers worstelden het afgelopen seizoen met het telen van vanggewassen. Met name onderzaai van grassen viel op veel percelen zwaar tegen of mislukte zelfs helemaal. Ook was er onduidelijkheid over wanneer een vanggewas als 'geslaagd' kon worden aangemerkt. 'Wanneer is het goed genoeg en wanneer kun je een boete verwachten?', was dan ook een vraag die veelvuldig naar voren kwam bij telers. Maïs Koerier vroeg het aan Ep Hartman, inspecteur bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). ,,Telers die volgens goede landbouwpraktijk een volwaardig vanggewas telen zullen niet gauw beboet worden.''
Hoe hebben jullie als NVWA het eerste jaar met onderzaai ervaren?
,,Voor ons was 2019 vooral een jaar van kijken, leren, afwegen en scherpstellen. Wij zijn daarvoor onder meer naar het proefbedrijf in Vredepeel geweest en hebben ons daar uitgebreid laten informeren over de verschillende methoden van onderzaai. Ook hebben we gesproken met maïstelers en zijn we verderop in het seizoen regelmatig het veld in gegaan om de resultaten van onderzaai te bekijken en te beoordelen. We hebben de praktijk dus goed gevolgd en weten hoe lastig en weerbarstig het seizoen 2019 her en der is geweest.''
Afgelopen seizoen zijn veel ondergezaaide vanggewassen niet of maar half geslaagd – vooral vanwege het droge weer. Veel maïstelers zien dit als overmacht. Hoe zien jullie dat?
,,Zoals gezegd is 2019 is een lastig en weerbarstig seizoen geweest waarin het niet altijd makkelijk was om een vanggewas onder maïs te telen. Mede vanwege die weersomstandigheden is ook besloten om de coulanceregel toe te passen en dat telers de gelegenheid kregen om alsnog direct na de oogst van mais een vanggewas te gaan telen.
Maar we hebben ook gezien dat er verschil is hoe telers de teelt van een vanggewas benaderen. Veruit de meeste maïstelers – en ook loonwerkers – hebben hun best gedaan om een volwaardig vanggewas te telen. Er waren echter ook telers die deze intentie niet hadden of zelfs helemaal geen vanggewas hebben ingezaaid.''
Hoe controleren jullie op de aanwezigheid van vanggewassen?
,,We controleren fysiek in het veld. Daarvoor gebruiken we een combinatie van data-analyse, satellietbeelden en perceelregistratie, maar ook waarnemingen tijdens inspecties in het veld. Dat doen we zowel volgens een bepaalde systematiek, alsook random. Daarmee proberen we enerzijds een redelijk landelijke dekking in onze controles te krijgen en anderzijds niet te voorspelbaar te worden in onze controles. Ook goed om te vermelden is dat telen van een vanggewas een derogatievoorwaarde is. Bij een derogatiecontrole in het najaar wordt hierop gecontroleerd.''
Hoeveel maïspercelen hebben jullie afgelopen jaar gecontroleerd?
,,We hebben vele honderden percelen gecontroleerd. Veel preciezer ga ik daar niet op in, omdat we evenals vorig jaar de inspectieresultaten zelf willen publiceren. Dit wordt momenteel uitgewerkt.''
Is er een 'zwarte lijst' van bedrijven die jullie vaker of intensiever controleren?
,,Nee.''
Hebben jullie in 2019 ook boetes uitgedeeld?
,,Ja, er zijn enkele tientallen boetes uitgedeeld. Veel meer kan en wil ik daar niet over zeggen, wél dat het in alle gevallen om duidelijke overtredingen gaat. Daar waar tijdens controles kort na de oogst geen of nagenoeg geen vanggewas boven stond, hebben we telers erop gewezen alsnog een vanggewas te telen.''
Nog even over de boete: hoe hoog is die?
,,Het telen van een vanggewas na mais is opgenomen in het Besluit Gebruik Meststoffen (BGM). Een overtreding wordt strafrechtelijk afgedaan, de boete voor natuurlijke personen is € 500 en voor rechtspersonen is deze € 900.
Daarnaast is het telen van een vanggewas na maïs een randvoorwaarde. Dit wordt bestuursrechtelijk afgedaan en kan leiden tot een korting op de betalingsrechten. Dat percentage kan, al naar gelang de ernst van de overtreding, oplopen tot 20 procent.''
Wanneer is een vanggewas volgens jullie geslaagd?
,,Dat is afhankelijk van de feiten en omstandigheden... Veel concreter kan ik het niet maken. We hebben in ieder geval geen rekenmodellen waar – na metingen en tellingen – een oordeel uitrolt. Daarvoor zijn er te veel variabele factoren. Zo maakt het nogal wat uit wanneer je controleert; in oktober is de bedekking van het veld heel anders dan in november of januari. Ook de doorontwikkeling van een matig of slecht vanggewas is nauwelijks te voorspellen. De beoordeling op een bepaald moment blijft dus mensenwerk. En ja, er blijft dus ruimte voor verschillende interpretaties.''
Die interpretatieruimte kan tot discussie leiden met telers...
,,Ja, dat kan. Maar in de praktijk merken we daar niet zoveel van. Maïstelers weten zelf ook wel dat er in november een fatsoenlijk vanggewas moet staan om de achtergebleven stikstof in de bodem af te vangen. Is die er niet, dan zit het gewoon niet goed.''
Bij nazaai van een vanggewas moeten telers aansluitend op de maïsoogst (vóór 1 oktober) een vanggewas inzaaien. Hoe rekbaar is het begrip 'aansluitend'?
,,Aansluitend is heel simpel: zo snel mogelijk na de oogst en dus niet twee of drie dagen later. Maïstelers die hun gewas net voor een regenperiode laten oogsten en daarna een tijdje niet het land op kunnen om een vanggewas in te zaaien, die hadden eerder moeten oogsten of onderzaai moeten toepassen.''
Tot slot: wat gaat er komend seizoen veranderen in de handhaving?
,,Afgelopen jaar gold er vanwege de droogte een coulanceregeling. Bij een normaal teeltjaar gaan we weer terug naar de oorspronkelijke wetgeving. Dat betekent dat er na de maïsoogst een gewas moet worden geteeld dat een substantieel deel van de stikstof bindt. Hiervoor geldt ook een resultaatverplichting. Het gaat dus niet meer alleen om de intentie, maar ook om het feitelijke resultaat. Of anders gezegd: alleen goede bedoelingen zijn niet genoeg.''