Kaderrichtlijn water: 'zo schoon mogelijk werken'
De term is voor velen wel bekend: de Kaderrichtlijn Water (KRW). Maar wat houdt die nou eigenlijk in en hoe presteert Nederland op gebied van gewasbeschermingsmiddelen? Vollegrondsgroenten Koerier vroeg duurzaamheidsmanager Christy van Beek, tevens frontvrouw van de Bayer Forward Farm in Abbenes, om tekst en uitleg.
Christy van Beek: ,,Er is maatwerk nodig in het reduceren van emissies.”
Een gezond milieu en schoon water. Dat is het doel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De richtlijn schrijft voor dat lidstaten de waterkwaliteit verbeteren en laten zien dat het ook echt beter gaat. Het is een grote opgave, zeker voor een land als Nederland, een drukbevolkt land met veel water en een intensieve landbouw. Het goede nieuws: door nieuwe maatregelen en technische verbeteringen, gaat het steeds beter met de waterkwaliteit. Maar de huidige trend is niet genoeg, wil Nederland de (uitgestelde) deadline van 2027 halen. “Wat betreft de landbouw gaat het vooral om gewasbeschermingsmiddelen, waarbij er verschillen zijn tussen locaties en teelten. Een generiek beleid volstaat dus niet”, zegt Christy van Beek, duurzaamheidsmanager bij Bayer. “Er is dus verder maatwerk nodig in het reduceren van emissies.”
Wat regelt de KRW nou precies op gebied van gewasbeschermingsmiddelen? We hebben toch al toelatingsbeleid?
“Dat klopt, maar de KRW kijkt breder naar de waterkwaliteit: wat zit erin aan chemische stoffen en hoe gaat het met de ecologie? De doelen op gebied van ecologie variëren van plaats tot plaats, omdat waterlopen en gebieden van elkaar verschillen; een bergmeertje kun je niet vergelijken met de regio Rijnmond. Verder zijn er normen voor een reeks aan chemische stoffen, waaronder gewasbeschermingsmiddelen. De KRW maakt onderscheid tussen acute normoverschrijdingen en chronische overschrijdingen; ofwel pieken en de gemiddelde concentratie over een jaar. Het verwarrende is dat de eisen soms verder gaan dan de uitgangspunten voor de toelatingsnormen. Dat betekent dat wanneer je middelen keurig netjes volgens etiket toepast, je soms toch de normen kunt overschrijden.”
Hoe scoren gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van andere chemische stoffen?
“Gewasbeschermingsmiddelen worden relatief vaak gevonden. Deels is dat om de simpele reden dat er normen voor zijn. We hebben een uitgebreid toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen, en daarom worden al die actieve stoffen gemeten. Verder worden er regelmatig residuen en afbraakproducten aangetroffen van oude middelen die niet meer zijn toegelaten. Deze kunnen afkomstig zijn uit diepere bodemlagen en slib. Een bekend voorbeeld is DDT, dat al sinds 1973 verboden is, maar nog steeds vaak wordt gevonden. Van de 42 stoffen die worden gevolgd voor de KRW, zijn er 17 gewasbeschermingsmiddelen. Dat is een relatief groot aandeel. Zeker als je bedenkt dat andere groepen chemische stoffen volledig buiten beeld blijven. Zo zijn er bijvoorbeeld geen normen voor drugs en medicijnen. Dat is frustrerend voor de agrarische sector, want als er geen norm is, dan heb je ook geen overschrijdingen. Zo werkt het nu eenmaal. Wat overigens geen excuus mag zijn om niet ons best te doen. Maar het klopt natuurlijk niet. Schoon water is immers het doel.”
Hoe scoort Nederland momenteel op middelresiduen?
“Het aantal chronische overschrijdingen (de gemiddelde concentratie over een jaar) is ten opzichte van de referentieperiode 2011-2013 met 45 procent gedaald. Voor de acute blootstellingen is dat 60 procent. In de Nota Gezonde groei, Duurzame oogst, had Nederland als doel staan: 90 procent reductie in 2023. Dat is dus niet gelukt. De volgende deadline voor de KRW is 2027 en ook in de Toekomstvisie Gewasbescherming voor 2030 staat de ambitie van ‘nagenoeg geen emissies’. Kortom: de sector moet nog harder zijn best doen om ook de laatste emissies aan te pakken. Dat gebeurt ook. Op de meeste locaties worden de normen voor minder dan 10 procent van de middelen overschreden. Door verder in te zoomen op welke middelen dat zijn, kun je gerichter gaan kijken naar maatregelen.”
Volgens critici schetst de KRW-monitoring een te negatief beeld van de waterkwaliteit. Daarbij wordt gewezen naar het one-out all-out-criterium. Wat is dat?
“Binnen de KRW moet ieder waterlichaam (Nederland telt er ongeveer 750) voldoen aan alle 140 gestelde doelen op gebied van ecologie en chemie, om een groen vinkje te krijgen. Volledig schoon dus. Als je dat vanuit de ecologie bekijkt, dan snap ik dat wel. Een ecologisch systeem kan immers verstoord worden door één stof. Maar het werkt niet echt motiverend, omdat je niet ziet welke vooruitgang er geboekt wordt. Je scoort óf een tien óf een onvoldoende. Geen enkel waterlichaam voldoet aan álle voorwaarden, terwijl er grofweg toch aan driekwart van de doelstellingen wordt voldaan.”
Toch komen er nog altijd te veel restanten van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht.
“Zeker. De afgelopen tien jaar is het aantal overschrijdingen dus gehalveerd, dankzij nieuwe middelen, overdekte wasplaatsen, spuitvrije zones, verbeterde spuittechnieken, noem maar op. En die trends zullen doorzetten. Maar daar bovenop is een versnelling nodig. Ik denk dat we het verst komen als boeren dat vanuit intrinsieke motivatie doen. En verreweg de meeste boeren die ik spreek willen ook echt hun best doen. Daarom wijs ik ook op de tekortkomingen in de systematiek van de KRW. Stel haalbare normen en wijs iedereen op zijn verantwoordelijkheden. Alleen dan komen we er.”
Het laaghangende fruit is geplukt. Wat kunnen boeren nog meer doen om emissies te voorkomen?
“Het besef dat elke druppel telt. Een foutje of een slordigheidje kan grote gevolgen hebben. Na drift, leggen we met z’n allen nu de focus op erfafspoeling en restanten van gewasbeschermingsmiddelen. Als het gaat om overschrijdingen, dan gaat het soms echt maar om een druppeltje (zie kader met berekening).”
Wordt er ook actie ondernomen op individuele stoffen?
“Jazeker. Als bepaalde stoffen stelselmatig voor problemen zorgen, dan kijken we hoe dat komt en hoe ze worden toegepast. Misschien is er een aanpassing in het gebruik mogelijk. Op de Bayer Forward Farm in Abbenes neem ik iedere twee weken watermonsters, om te kijken of ik duidelijke verbanden kan vinden tussen wat er op het veld gebeurt en wat we in de sloot meten. Hoe kan je met een optelsom aan maatregelen de juiste dingen doen?”
Stel we halen de doelen niet. Wat dan?
“Dat weet niemand. Water wordt soms het nieuwe stikstofdossier genoemd, inclusief het doembeeld van boetes en verboden. Maar dat is niet de oplossing. We moeten met zijn allen verder op de ingeslagen weg, met aandacht voor ICM, nieuwe precisietechnieken, middelen met een beter milieuprofiel, nieuwe vulsystemen en een zo nauwkeurig mogelijke toepassing. Iedereen zal een stap extra moeten zetten.”
'Eén druppel vervuilt 250 meter sloot'
Om aan te geven hoeveel vervuiling één druppel middel al kan aanrichten, geeft Van Beek het volgende voorbeeld. De aanname daarbij is dat de hoeveelheid actieve stof in het (pure) middel 50 procent is. De drinkwaternorm voor het middel is 0,1 microgram per liter. Dat komt overeen met 0,1 gram per miljoen liter, die in het water ‘mag’ zitten. Eén druppel heeft een volume van ongeveer 0,05 ml. Bij een hoeveelheid actieve stof van 50 procent, betekent dit dat er met een druppel 0,025 ml actief ingrediënt in het water terechtkomt. Stel een sloot is een meter breed en een meter diep dan is 1 druppel dus al genoeg om 250 meter sloot (250.000 liter water) te vervuilen. |