,,JAZEKER, ONS PLATFORM IS OOK VOOR NEDERLANDSE TELERS, ADVISEURS EN SPECIALISTEN INTERESSANT. IN VEEL GROENTEGEWASSEN KAMPEN WE MIN OF MEER MET DEZELFDE PROBLEMEN; ONZE PROEVEN SLUITEN DUS PRIMA AAN BIJ DE VRAAGSTUKKEN DIE BIJ JULLIE IN NEDERLAND SPELEN.'
Aan het woord is Frederik de Witte, Crop Specialist Vegetables bij Bayer België. Hij is verantwoordelijk voor het proevenplatform vollegrondsgroenten, dat dit jaar in het West-Vlaamse Kortemark (bij Roeselare) is aangelegd. Volgens De Witte is de huidige locatie perfect voor het opzetten van een proevenplatform. ,,West-Vlaanderen neemt meer dan 60 procent van het nationale groenteareaal voor zijn rekening, met een sterke concentratie in de omgeving van Roeselare. Ik schat dat zo'n tot 60 tot 70 procent van de grond hier bestemd is voor de groenteteelt.'' Ook 'gunstig' aan de locatie is dat de ziekte- en plaagdruk er vrij hoog is. ,,We zitten hier midden tussen de groenten, dus als er bepaalde ziekten of plagen beginnen op te spelen, dan kom je ze hier vrijwel meteen tegen. Vooral voor effectiviteitsproeven met gewasbeschermingsmiddelen is dat uiteraard gunstig'', aldus de teeltspecialist.
Op het platform zijn dit jaar tien verschillende proeven uitgezet. Daarvan licht De Witte de vier meest interessante voor de Nederlandse markt eruit, te beginnen met een sclerotinia-proef in witlof. ,,Sclerotinia is een van de grootste problemen in witlof'', zo steekt hij van wal. ,,In deze proef willen we laten zien hoe deze ziekte beter bestreden kan worden, door in te grijpen op verschillende momenten tijdens het productieproces van witlof. Daarvoor laten we onder andere zien hoe het middel
Contans - bij een tijdige toepassing - op de sclerotiën parasiteert. Hiermee willen we benadrukken dat een preventieve behandeling - dat wil zeggen: voor het zaaien - erg belangrijk is voor een goed resultaat. Hierdoor daalt namelijk de infectiedruk en is er minder kans op aantasting later in de teelt. Ook tonen we in de proef een experimenteel middel dat de ontwikkeling van Sclerotinia in het productieveld sterk kan reduceren. Dit middel wordt toegepast bij het sluiten van de rijen; een risicovolle periode voor infectie door Sclerotinia. Verder laten we de werking van een middel tegen Sclerotinia en Botrytis zien, toegepast voor het trekken (of forceren) van het witlof. Deze toepassing is bijzonder interessant, gezien de mogelijke uitbreiding van dit middel op de Nederlandse markt.'' Ook interessant is een luisbestrijdingsproef in kropsla. Hierbij wordt onder meer de gangbare zaadcoating tegen luis ingewisseld voor een nieuw (nog niet toegelaten) insecticide. ,,Het gebruik van zaadcoatings staat momenteel flink onder druk'', zo weet De Witte, ,,wij willen weten welke alternatieven er zijn om luizen bij de start van de teelt meteen goed onder de duim te kunnen houden.'' Volgens de teeltspecialist laat het nieuwe middel - gevolgd door een bespuiting met
Movento - in de proef een gelijkwaardige luisbestrijding zien ten opzichte van een zaadcoating en daarna Movento. ,,Het mooie is dat de werkzame stoffen heel goed bij elkaar passen. Het nieuwe middel werkt namelijk opwaarts systemisch en heeft een contactwerking, Movento werkt zowel opwaarts als neerwaarts systemisch. Met een slimme inzet van deze combinatie kun je het de luis heel erg moeilijk maken.''
In een proef in peen (Amsterdamse bak) worden de gevolgen van een aantasting door de wollige peenluis op ziekten als Alternaria en echte meeldauw zichtbaar gemaakt. De Witte: ,,Vanuit de praktijk weten we dat de wollige peenluis het gewas flink kan verzwakken, waardoor deze gevoeliger wordt voor Alternaria en meeldauw. Om dat zichtbaar te maken hebben we de plaag en de ziekten in kruisverband in een proefveldje over elkaar gelegd, waardoor hopelijk zoveel mogelijk 'dwarsverbanden' tussen de aanwezigheid van wolluizen en bladziekten zichtbaar worden. Wat we nu in ieder geval al weten is dat een goede luisbestrijding effect heeft op de gezondheid van het gewas. Of anders gezegd: een goede luisbestrijding maakt de planten weerbaarder tegen een infectie door Alternaria en meeldauw.'' Nog een laatste proef die De Witte zeker wil noemen is de IPM-insectenbestrijdingsproef in spruitkool. ,,Spruitkooltelers hebben met heel veel verschillende plaaginsecten te maken, zoals trips, luis, koolvlieg, koolwittevlieg en een groot aantal rupsensoorten. In de praktijk is het vaak een hele klus om daar een goed - en liefst ook nog geïntegreerd - bestrijdingsschema voor samen te stellen. In onze IPM-bestrijdingsproef werken we alleen met selectieve middelen, die nuttige insecten sparen. Een belangrijke schakel daarin is het middel Movento, maar ook andere 'groene' middelen zoals
Xentari worden hierin meegenomen. Onze belangrijkste onderzoeksvraag is: hoe krijg je met deze middelen een maximaal effect tegen plaaginsecten en een minimaal effect op nuttigen? Vooral Movento heeft binnen de proef een spilfunctie. We zetten dit middel in kleine stappen steeds iets later in - grofweg van eind juni tot eind augustus - en kijken wat de effecten daarvan zijn. Hoewel de proef nu (eind juni, red.) nog niet is afgerond, zien we al wel waar we in de praktijk al langer op hameren: zet Movento vooral vroegtijdig in voor een optimale luisbestrijding!''