Guido Sterk staat te boek als een zeer ervaren specialist op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming - ook wel Integrated Pest Management (IPM) genoemd. Met zijn bedrijf IPM Impact voert hij specialistische proeven uit, waarbij vooral wordt gekeken naar nevenwerkingen van middelen op nuttige insecten. Ook voorziet hij opdrachtgevers uit zowel de chemische als biologische industrie van slimme en effectieve IPM-strategieën. ,,Mijn missie is om geïntegreerde gewasbescherming ook écht in praktijk te brengen. En dat kan zoveel méér dan nu gebeurt'', zo stelt hij.
Guido Sterk is directeur van IPM Impact in Kuringen (Bel.). Zijn bedrijf voert praktijkproeven uit op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest Management/IPM) en helpt opdrachtgevers om IPM-strategieën en -hulpmiddelen zo goed mogelijk in de praktijk te implementeren.
U staat niet alleen bekend als een ervaren specialist op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming, maar ook als een warm pleitbezorger daarvan. Hoe is dat zo gekomen?
,,Dan moeten we zo'n 30 jaar terug in de tijd, toen ik nog werkte bij het Belgische Proefcentrum voor de Fruitteelt (PC Fruit) in Sint Truiden. Daar heb ik me zeer intensief beziggehouden met de perenbladvlo, toen - en nu nog steeds - een van de lastigste insecten in de perenteelt. In die periode - we hebben het nu over eind jaren '80 - had de perenbladvlo een forse resistentie opgebouwd tegen de bestaande middelen. Op sommige percelen werd er wel 17 keer tegen perenbladvlo gespoten in 14 dagen tijd. En nog hielp het onvoldoende! Voor mij - maar ook voor de betrokken middelenfabrikanten, waaronder Bayer - was dit toch wel een soort 'wake-up call'. Zo konden we niet doorgaan. Vanaf die tijd zijn we veel meer met natuurlijke vijanden gaan werken - zoals de roofwantsen tegen de perenbladvlo - en hebben fabrikanten een duidelijke omslag gemaakt naar de ontwikkeling van de selectieve middelen, waarmee nuttige insecten - zoals die roofwants - gespaard blijven. Deze ontwikkeling heeft me zo geboeid en gegrepen, dat ik mijn verdere loopbaan erop af heb gestemd. Zo heb ik van 1993 tot 2010 bij Biobest gewerkt, een bedrijf dat zich vooral toelegt op biologische bestrijding en bestuiving via hommels. In die periode heb ik me met tal van microbiologische preparaten en selectiviteitsproeven beziggehouden. Met al die kennis en ervaring heb ik in 2010 het bedrijf IPM Impact opgestart. Onze hoofdactiviteit is nu het uitvoeren van IPM-proeven voor opdrachtgevers, waaronder Bayer. Daarnaast voorzien we opdrachtgevers van gedetailleerde informatie en strategieën rondom geïntegreerde gewasbescherming. Daarvoor kunnen zij onder andere inloggen op onze uitgebreide database.''
Waarom voeren chemiebedrijven deze IPM-proeven zelf niet uit?
,,Om het maar helder te zeggen: dat is gewoon niet hun sterke punt. Wij zijn juist gespecialiseerd in het uitvoeren van IPM-proeven in de praktijk. Wij maken de laatste slag naar de teler: hoe kan hij een middel zo goed mogelijk inpassen in een geïntegreerd bestrijdingssysteem? Door onze kennis en ervaring zien wij soms meer mogelijkheden voor een middel dan de fabrikant zelf. De afgelopen jaren hebben we zelfs middelen die als 'problematisch' te boek stonden, toch een goede plek kunnen geven in een geïntegreerd bestrijdingssysteem.''
Dus ook middelen met een 'moeilijk' milieuprofiel kunnen in geïntegreerde bestrijdingssystemen worden ingepast?
,,Ja, vrijwel elk middel past in een geïntegreerd systeem. En dat betekent dus ook dat bijna elk middel dat van de markt wordt gehaald, een verlies is voor de land- en tuinbouw. We hebben juist een breed pakket middelen nodig om het beste uit IPM te halen en om voldoende te kunnen wisselen met middelen, waardoor resistentievorming wordt voorkomen.''
Zijn er ook middelen die niet in geïntegreerde systemen passen?
,,Ja, die zijn er ook. Als het aan mij ligt mogen alle goedkope, breedwerkende middelen - zoals de synthetische pyrethroïden - zo snel mogelijk van de markt verdwijnen. Ze zijn zeer slecht voor nuttige insecten en hebben ook nog eens een lange nawerking. Die combinatie van eigenschappen staat elke vorm van geïntegreerde gewasbescherming in de weg.''
Hoe doet de vollegrondsgroententeelt het op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming?
,,Daar moet veel gebeuren... al zal dat bepaald niet gemakkelijk zijn. Ten eerste zijn de marges in vollegrondsgroenten niet zodanig dat bijvoorbeeld het loslaten van nuttige insecten gauw rendabel zal zijn. Of anders gezegd: geïntegreerde bestrijdingsschema's zijn al snel te duur in de teelt van vollegrondsgroenten. Ook een bottleneck is dat teelten zoals kool en uien vaak op grote oppervlakten plaatsvindt. Het duurt dan erg lang voordat nuttige insecten tot in het midden van een perceel zijn doorgedrongen. Een ander knelpunt is dat er voor een belangrijke probleeminsecten, zoals bijvoorbeeld de kool-, wortel-, en uienvlieg, weinig of geen selectieve middelen voorhanden zijn. Dat maakt de combinatie met biologische middelen of bestrijdingsmethoden erg lastig. Verder noemde ik al de desastreuze invloed van synthetische pyrethroïden. Die moeten echt verdwijnen om natuurlijke biologische bestrijders een kans te geven hun werk te doen.''
U schetst een behoorlijk somber beeld...
,,Wat ik vooral wil vertellen is dat we véél meer - en ook definitiever - in moeten zetten op IPM. Dat vergt een andere mindset en een gedragsverandering. We moeten af van het idee dat een ziekte of plaag helemaal uitgeroeid moet worden. In plaats daarvan moeten we naar economische schadedrempels. Zelf zie ik dat een combinatie van nuttige insecten én selectieve gewasbeschermingsmiddelen prima gewassen kan voorbrengen, zowel in opbrengst als in kwaliteit. Alleen vergt dat wel de nodige kennis, die in de praktijk nog maar heel weinig aanwezig is. Door het gebrek aan kennis gebeuren er zelfs dingen die een averechts effect hebben. Neem bijvoorbeeld het uitzaaien van bloemranden rondom percelen; die trekken de nuttige insecten eerder uit het perceel dan dat ze die erin brengen!''
Wat zijn volgens U wél goede methoden om natuurlijke bestrijding te bevorderen?
,,Wat bijvoorbeeld heel goed kan werken in vollegrondsgroenten is het aanleggen van een paar banen maïs of graan – ook wel banker plants genoemd. Een paar banen maïs tussen de uien stimuleert de ontwikkeling van roofwantsen, die prima bij kunnen dragen aan de bestrijding van trips. Op dezelfde manier kunnen je in een perceel spruitkool een paar banen graan leggen. Hierin ontwikkelen zich tal van nuttige insecten, zoals sluipwespen, gaas- en zweefvliegen, lieveheersbeestjes en galmuggen. Deze dragen allemaal bij aan de het in toom houden van bladluizen in spruitkool.''
Welke bestrijdingspercentages zijn haalbaar via nuttige insecten?
,,Bij een goede opbouw van nuttige insecten kun je op het eind van het seizoen gemakkelijk op 90 procent of meer parasitering komen. Maar dan moet de bestrijdingsstrategie en de omgeving daar wel goed op zijn afgestemd. In intensieve landbouwgebieden met weinig biodiversiteit is een dergelijk hoog percentage niet haalbaar en zullen meer selectieve middelen nodig zijn voor afdoende bestrijding van vliegen, luizen en trips. Maar welke strategie je daarvoor op perceelsniveau precies moet hanteren? Dat weet ik ook niet. Daarom pleit ik voor véél meer pilotprojecten om dit soort zaken uit te vinden.''
Welke rol ziet u binnen IPM weggelegd voor biologische middelen?
,,Biologische middelen zullen een steeds grotere rol gaan spelen binnen de geïntegreerde gewasbescherming. Het feit dat er in 2015 voor het eerst meer toelatingsaanvragen zijn gedaan voor biologische dan voor chemische middelen zegt in dit kader genoeg. Essentieel voor biologische middelen is dat ze een betrouwbare werking hebben en zacht zijn voor alle soorten nuttigen. Verder is het belangrijk dat ze gemakkelijk in de praktijk in te zetten zijn. Biomiddelen waarvan je bijvoorbeeld vele tientallen kilo's per hectare nodig hebt of die je met zeer specialistische apparatuur moet toedienen, hebben in mijn ogen weinig kan om een succes te worden. Ook verwacht ik dat het aanbod van biologische middelen steeds diverser wordt. Nu zijn het vooral plantenextracten en -oliën, maar er zijn ook fysische middelen met bijzondere plakeigenschappen in aantocht. Wat dat betreft gaan we zeer interessante tijd tegemoet in de gewasbescherming. Er is zoveel méér mogelijk dan we nu doen.''