Met het huidige droge weer zijn schimmelziekten nog niet echt een thema in de uien. ,,Niettemin blijft het zaak om ze scherp in de gaten te houden, zéker wanneer het weer plotseling omslaat. Want dan kunnen ze binnen no time enorme schade aanrichten'', waarschuwt Dirk Jansen van CAV Agrotheek. Met name valse meeldauw heeft maar een klein haardje nodig om daarna razendsnel om zich heen te grijpen, zo weet de adviseur. En met het flink toegenomen areaal plantuien in zijn werkgebied is dat risico alleen maar groter geworden.
Dirk Jansen is adviseur akkerbouw bij CAV Agrotheek. Als uienspecialist heeft hij ruim 500 hectare plant-, zilver- en zaaiuien onder zijn hoede, met name in Noord-Holland en de Noordoostpolder, maar ook in het oosten van Nederland.
,,De uienteelt is de afgelopen jaren wel vaker een zware wedstrijd geweest, dus we zijn wel wat gewend. Maar dit seizoen begint de wedstrijd meteen wel heel pittig'', zo verwoordt Dirk Jansen de moeizame start van het seizoen. De opkomst van de zaaiuien in zijn werkgebied – Noord-Holland, NOP en delen van Oost-Nederland – is behoorlijk grillig en zeer afhankelijk van de beschikbaarheid van water. ,,Op de lichtere grond komt het zaad nog redelijk tot goed boven, vooral wanneer er op een vochtige ondergrond is gezaaid. Maar op de zwaardere gronden zijn er behoorlijk wat tegenvallers, vooral wanneer er niet beregend kan worden'', vertelt Jansen. Ook zijn eigen plantuien hebben dringend water nodig, maar door de harde wind is bijna ondoenlijk om een enigszins egale verdeling over het veld te krijgen. Hoewel het nog te vroeg is om van schade te spreken, weet de uienspecialist dat een matige opkomst (en een onregelmatig gewas) je het hele seizoen blijft achtervolgen.
Meer kans op vroege infectie
Hoewel het droge weer niet direct aanleiding geeft om te waarschuwen voor schimmels, is Jansen wel op zijn hoede. ,,Met name valse meeldauw heeft maar een heel klein haardje nodig om daarna massaal door de uienpercelen te vliegen'', weet hij. En door het toegenomen areaal vroege uien, zoals tweedejaars plantuien, knoflook en sjalotten, is dat gevaar alleen maar groter geworden. Hij legt uit: ,, De afgelopen jaren viel de oogst van zaaiuien hier nogal eens samen met die van de aardappeloogst, waardoor het een crime werd om alles op tijd binnen te krijgen. Ook afgelopen jaar was dat het geval en is er zelfs meer dan honderd hectare aardappelen blijven zitten. Dat heeft her en der flink geld gekost. Een aantal telers heeft daarom een deel van de zaaiuien ingewisseld voor plantuien, die mooi vóór de aardappelen aan gerooid kunnen worden. Alleen al hier in Noord-Holland zijn er dit jaar vele tientallen hectares tweedejaars plantuien bijgekomen. Maar met meer vroege uien neemt ook de kans op een vroege meeldauwinfectie toe en kan de schimmel zich van daar uit ook al vroeg in de zaaiuien nestelen. Dat is zeker iets wat we de komende jaren goed in de gaten moeten houden.''
Méér monitoren en méér BOS-en
Om valse meeldauw – en ook bladvlekkenziekte en Stemphylium – zo min mogelijk een kans te geven, is een vroege en regelmatige gewascontrole belangrijk. Jansen merkt echter dat dit karwei er bij telers steeds vaker bij inschiet – bijvoorbeeld om ze te druk zijn met de pootaardappelen – en dat het ook steeds meer bij de adviseurs wordt neergelegd. ,,Natuurlijk, als uienspecialist zie ik dagelijks een flink aantal percelen. Maar het is en blijft maar een fractie van het totaal. Telers moeten daarom ook zélf monitoren op ziekten. Vooral vroege, onopgemerkte infecties kunnen soms even sudderen om daarna - bij geschikt weer – keihard toe te slaan, met veel schade tot gevolg. Dat hebben we dat laatste jaren misschien niet meer zo erg meegemaakt, maar bij iets vochtiger weer kan dat zomaar weer gebeuren.'' Jansen zou daarom ook graag zien dat er meer gewerkt zou worden met BOS-en (Beslissing ondersteunende systemen, red.), die waarschuwen voor dreigende infecties van valse meeldauw en bladvlekken. ,,Op dit moment werken eigenlijk alleen adviseurs en slechts een handvol telers met een BOS. Dat is jammer, want met zo'n systeem heb je regionaal veel meer zicht op de ontwikkeling van de ziektedruk. Daardoor ben je er niet alleen tijdig op de hoogte van een dreigende infectie, maar is er ook meer ruimte om het meest geschikte moment van spuiten uit te kiezen. En: ik vind sowieso dat we af moeten van het kalenderspuiten; een BOS kan daarbij zeker helpen.''
Schema met Fandango en Luna
Om valse meeldauw, bladvlekkenziekte en Stemphylium goed onder controle te kunnen houden, houdt adviseert Jansen al jaren een tamelijk vast spuitschema voor zijn klanten aan. Dat begint met twee keer mancozeb, gevolgd door Fandango (1,25 l/ha), daarna opnieuw mancozeb en vervolgens een combinatie van Luna Experience (0,5 l/ha) met mancozeb. Speelt valse meeldauw wat vroeger (of heftig) op dan normaal, dan wordt tussendoor ook nog een combinatie van Acrobat® met mancozeb gespoten.
Voor de plantuien geldt hetzelfde schema, alleen wordt er tussen de tweede (met mancozeb) en derde bespuiting (met Fandango) nog een extra bespuiting met Fubol Gold® speciaal tegen valse meeldauw uitgevoerd.
Volgens Jansen laat het 'basisschema' met mancozeb, Fandango en Luna Experience al jaren goede en vooral zékere resultaten zien tegen valse meeldauw, bladvlekkenziekte en Stemphylium. Bovendien is het een praktisch schema, waar telers goed mee overweg kunnen. ,,Ik zie dus geen reden om daar voor komend seizoen verandering in te brengen. Het schema wérkt en daar gaat het om'', zo besluit hij.
Acrobat® is een geregistreerd handelsmerk van BASF
Fubol Gold® is een geregistreerd handelsmerk van Syngenta