Producten

Fungicide Luna® Experience

Toepassingsvoorwaarden

Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van pitvruchten uitsluitend toegestaan wanneer vanaf 1 mei in perceelsstroken die grenzen aan oppervlaktewater in de eerste 20 m vanaf de insteek van de sloot gebruik wordt gemaakt van één van de volgende maatregelen:

  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van  tenminste 4,5 meter  en een maximale dosering van 0,63 L middel/ha (2e en 3e bespuiting).
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) met ventilatorstand laag in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Wannerspuit met reflectieschermen en minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen, met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Windhaag op de rand van het rijpad in combinatie met  éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter en een maximale dosering van 0,70 L middel/ha (2e en 3e bespuiting)

Om niet tot de doelsoorten behorende terrestrische planten te beschermen is toepassing in de teelt van pitvruchten uitsluitend toegestaan wanneer vanaf 1 mei in perceelsstroken die niet grenzen aan oppervlaktewater in de eerste 20 m van het gewas, gemeten vanaf het midden van de laatste gewasrij of de laatste plant in de rij, gebruik wordt gemaakt van één van de volgende maatregelen:

  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van  tenminste 3 meter.
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) met ventilatorstand uit in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Wannerspuit met reflectieschermen met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.

Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van kers en pruim uitsluitend toegestaan wanneer vóór 1 mei in perceelsstroken die grenzen aan oppervlaktewater in de eerste 20 m vanaf de insteek van de sloot gebruik wordt gemaakt van één van de volgende maatregelen:

  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van  tenminste 4,5 meter  en een maximale dosering van 0,4 L middel/ha.
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) met ventilatorstand laag in combinatie met met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter en een maximale dosering van 0.49 L middel/ha
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) met ventilatorstand laag in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 4,5 meter.
  • Wannerspuit met reflectieschermen en minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen, met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 4,5 meter.
  • KWH k1500-3R2 VLOS 3-rijenspuit met variabele luchtondersteuning en minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.

Om niet tot de doelsoorten behorende terrestrische planten te beschermen is toepassing in de teelt van kers en pruim uitsluitend toegestaan wanneer vóór 1 mei in perceelsstroken die niet grenzen aan oppervlaktewater in de eerste 20 m van het gewas, gemeten vanaf het midden van de laatste gewasrij of de laatste plant in de rij, gebruik wordt gemaakt van één van de volgende maatregelen:

  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van  tenminste 3 meter.
  • Windhaag op de rand van het rijpad in combinatie met  éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) met ventilatorstand uit in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Wannerspuit met reflectieschermen met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.

Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van kers en pruim uitsluitend toegestaan wanneer vanaf 1 mei in perceelsstroken die grenzen aan oppervlaktewater in de eerste 20 m vanaf de insteek van de sloot gebruik wordt gemaakt van één van de volgende maatregelen:

  • Een windhaag op de rand van het rijpad in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 m en een maximale dosering van 0,49 L middel/ha.
  • Tunnelspuit met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 4,5 meter.
  • Venturidoppen (minimaal 90% driftreducerend) in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Wannerspuit met reflectieschermen en minimaal 90% driftreducerende spuitdoppen, met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 3 meter.
  • Minimaal 75% driftreducerende spuitdoppen in combinatie met éénzijdige bespuiting van de laatste bomenrij in de richting van het perceel met inachtneming van een teeltvrije zone van tenminste 4,5 meter en een maximale dosering van 0,53 L middel /ha.

Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van wortelen in percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan wanneer gebruik wordt gemaakt minimaal 75% driftreducerende spuitdoppen.

Om het grondwater te beschermen mag dit product niet worden gebruikt in grondwaterbeschermingsgebieden.
Om het grondwater te beschermen mag in de teelt van bloembollen (m.u.v. tulp, zantedeschia, hyacint, fijnbollige narcis en lelie) dit product enkel worden toegepast vanaf de bloei (BBCH 60).
Draag geschikte handschoenen bij werkzaamheden aan behandeld gewas.

Resistentiemanagement 

Dit middel bevat de werkzame stoffen fluopyram en tebuconazool. Fluopyram behoort tot de Succinate dehydrogenase inhibitors. De Frac code is 7. Tebuconazool behoort tot de triazolen. De Frac code is 3. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

In tulp, zantedeschia, hyacinth, fijnbollige narcis en lelie toepassen vanaf bladvorming. In de overige bloembol- en bloemknol-gewassen toepassen vanaf de bloei toepassen.
Luna Experience in pitvruchten 1 keer toepassen vanaf het moment dat de vruchten ca. 20 mm groot zijn (BBCH 72) met maximaal 0,5 liter middel/ha. Vanaf het begin van vruchtrijping tot aan het begin van de pluk (BBCH 81 – 87) Luna  Experience maximaal 2 keer toepassen met maximaal 0,75 liter middel/ha. Het middel mag alleen op bovengenoemde gewasstadia worden toegepast.
Voor opwaartse veldtoepassingen is gebruik uitsluitend toegestaan door middel van daartoe geëigende apparatuur, te weten een machinaal voortgetrokken veldspuit, omdat gezondheidseffecten niet zijn uit te sluiten bij toepassing met een handspuit.
Gevoeligheid gewassen:
In die bloembol- en knolgewassen waar nog geen ervaring is opgedaan met Luna Experience raden wij aan om door middel van een proefbespuiting eerst ervaring op te doen met het middel alvorens een geheel perceel te behandelen.
Overige bijzonderheden
Voorkomen emissie
Om emissie naar grond- en oppervlaktewater te voorkomen, adviseert Bayer Crop Science om machines waarmee gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast overdekt te stallen en te reinigen op een was- en spoelplaats met een opvangmogelijkheid voor verontreinigde vloeistoffen. Verwerk was- en spoelwater en eventuele restvloeistoffen die niet over het laatst bespoten perceel kunnen worden uitgereden in een Phytobac® (of gelijkwaardige methode) om onnodige milieubelasting te voorkomen.
Raadpleeg de Toolbox Emissiebeperking voor meer informatie over alle vormen van emissies naar oppervlaktewater, zoals ondermeer ook afspoeling en hoe deze te beperken.
Veiligheidsaanbevelingen bij herbetreding
Na een gewasbehandeling uitsluitend herbetreden nadat de spuitvloeistof is opgedroogd. Tijdens gewaswerkzaamheden en oogsten/snijden gedurende 14 dagen na de toepassing geschikte beschermende kleding en handschoenen dragen. Tijdens sorteren en verpakken geschikte handschoenen en lange mouwen dragen indien binnen 14 dagen na de toepassing is geoogst.

Resistentiemanagement
Luna Experience bevat een uitstekend ingebouwd resistentiemanagement, doordat het bestaat uit twee actieve stoffen met een verschillend werkingsmechanisme, die elkaar wat betreft werkingsspectrum sterk overlappen. Uiteraard dient u wel de FRAC-aanbevelingen te respecteren; Het gaat hierbij om het beperken van het aantal toepassingen per jaar of per teeltcyclus. Verder is de algemene aanbeveling om af te wisselen met actieve stoffen met een ander werkingsmechanisme. Middelen uit de groep van de SDHI-remmers dienen in het kader van resistentiemanagement preventief of bij een beginnende aantasting te worden ingezet.

Frac-richtlijnen 

  • Toepassen volgens de aanbevelingen van de fabrikant
  • Indien mengsels worden gebruikt, dient de mengpartner
    • voldoende effectief te zijn tegen de betreffende ziekte
    • een ander werkingsmechanisme te hebben
  • Toepassingen dienen preventief of bij een beginnende aantasting te worden ingezet
  • Het aantal mogelijke bespuitingen is afhankelijk van het totaal aantal bespuitingen in een teelt (zie onderstaande tabel)
    Groenten, sierteelt, kleinfruit en aardbei    
     Aantal toepassingen Aantal keer SDHI        Opmerking 
     Bij een gecombineerde toepassing    
     1-3  1  
     4-5  2 Max. 2 keer opeenvolgend 
     6-10  3 Max. 2 keer opeenvolgend
     11-12  4 Max. 2 keer opeenvolgend
     >12 Max 50%  Max. 2 keer opeenvolgend 

Residuen volgteelten
Afhankelijk van de afbraaksnelheid van een middel, kan het voorkomen dat een middel met systemische eigenschappen kan worden teruggevonden in een volgende teelt. Lage hoeveelheden van de actieve stof die zijn achtergebleven in de bodem kunnen dan systemisch worden opgenomen in een volgende teelt en bij de oogst in de residu analyse worden gemeten. Als dit risico aanwezig is, wordt een MRL voor volggewassen vastgesteld. Deze MRL’s dekken qua hoogte niet een gebruik af in de betreffende teelt maar zorgen er voor dat het geoogste product in het handelsverkeer mag worden gebracht. Is er een registratie in de teelt dan ligt in het algemeen de MRL op een veel hoger niveau omdat deze MRL het gebruik in de betreffende teelt afdekt.

De actieve stof fluopyram die o.a. in Luna Privilege, Luna Sensation en Luna Experience zit, kan opgenomen worden in volggewassen. Voor vrijwel alle volgteelten waar een risico op een residu als gevolg van een voorgaande teelt aanwezig is, is een MRL aanwezig. Voor bleekselderij en knolvenkel  ontbreekt een MRL. Deze beide gewassen worden ontraden om als volgteelt te telen na een gewas waarin producten op basis van fluopyram zijn toegelaten

H&P zinnen
Bevat {0}. Kan een allergische reactie veroorzaken.
Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen.
H319:
Veroorzaakt ernstige oogirritatie.
H361d:
Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden.
H410:
Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.
P280:

Draag beschermende handschoenen/ beschermende kleding/ oogbescherming/ gelaatsbescherming.

P308+P311:
Na (mogelijke) blootstelling: een ANTIGIFCENTRUM/ arts raadplegen
P501:
Inhoud/verpakking afvoeren naar inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval. Zie STORL
Zorg ervoor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt.