Herbicide Roundup® + Herbicide
Algemeen
Roundup+ is een niet-selectief bladherbicide met systemische werking. Het middel heeft geen werking via de grond. Het werkt tegen éénjarige en overblijvende grassen en tweezaadlobbige onkruiden zoals: kweekgras, riet, fioringras, aardappelopslag, klein hoefblad, akkerdistel, akkermunt, veenwortel, knolcyperus, kleefkruid, muur, varkensgras, e.a. Minder gevoelig zijn: paardestaart, klaver, wikkesoorten en moerasandoorn. Mossen worden niet bestreden.
De onkruiden worden zowel in een jong als in een ouder stadium bestreden. Het middel wordt door de bladeren opgenomen en naar de ondergrondse delen getransporteerd. De werking is derhalve het beste als de onkruiden voldoende blad hebben ontwikkeld en niet zijn beschadigd door ziekten en plagen. De toepassing heeft het beste resultaat tijdens niet te warm, bewolkt weer met een hoge luchtvochtigheid. Het middel dient niet te worden toegepast als er kans is op aanhoudende vorst of als er binnen 4 uur na de toepassing kans bestaat op regen. Tijdens de toepassing van het middel dienen gewas en onkruid bij voorkeur droog te zijn. Voor elke toepassing van Roundup+ dient men er op bedacht te zijn dat het middel niet selectief is en dus in zeer geringe hoeveelheden al schade kan veroorzaken aan te sparen gewassen; de toepassing dient daarom zeer zorgvuldig te gebeuren. Gebruik ter voorkoming van overwaaien een middelmatige tot grove druppelgrootte.
Lege verpakkingen en spuitoverschotten
De zorgvuldig geledigde verpakking van dit product dient met water gespoeld te worden, ofwel manueel (drie maal met schudden), ofwel met behulp van een reinigingssysteem met water onder druk dat op het sproeitoestel geplaatst is. Het bekomen spoelwater moet in de sproeitank gegoten worden. De verpakking is bedrijfsafval, mits deze is schoongespoeld zoals wettelijk is voorgeschreven. De resterende spuitvloeistof verspuiten op het reeds behandeld perceel volgens de gebruiksvoorschriften. Vijvers, waterlopen of grachten niet vervuilen met het product of de lege verpakking. In geen geval mag de lege verpakking opnieuw gebruikt worden voor andere doeleinden. Om resterende spuitvloeistof te vermijden, moet de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof nauwkeurig worden berekend aan de hand van de te behandelen oppervlakte en van de afgifte per hectare.
Watervolume
200 - 300 l/ha is aan te bevelen. Lagere watervolumes kunnen worden gebruikt als de spuitapparatuur hiervoor geschikt is.
Bereiding spuitvloeistof
- Tank half vullen met water, de roerinrichting starten, de juiste hoeveelheid middel toevoegen, en al roerend de tank verder vullen.
- Om schuimvorming te voorkomen de vulslang beneden het vloeistofniveau houden.
- Vorstvrij opslaan
- De spuitvloeistof niet opslaan of laten overstaan in gegalvaniseerde of metalen tanks omdat daardoor een zeer brandbaar gas kan ontstaan (niet roken!)
- De spuit voor en na gebruik onmiddellijk grondig schoonmaken
- Voorkom drift, spuit met lage druk, houd rekening met de windrichting.
TEELTSPECIFIEKE DETAILS
a. Tijdelijk onbeteeld land land met uitzondering van akkerrranden
Stoppel, braakliggend bloembollenland en terreinen die al dan niet bestemd zijn voor beplantingen, voor zover deze geen risico vormen voor afspoeling alsmede op de ploegvoor.
Grondbewerking:
- Bij bestrijding van vnl. éénjarigen: 1-2 dagen na toepassing
- Bij vnl. overblijvende kruiden: 1 week na toepassing
Zaaien en planten:
Na grondbewerking kan onmiddellijk worden gezaaid of geplant.
Opmerking:
Roundup+ niet toepassen kort voor zaaien van wortelgewassen
b. Voor opkomst van uien, bieten, aardappelen en bloembollen.
Tegen reeds bovenstaande onkruiden.
Opmerking: Niet later toepassen dan enkele dagen voor de opkomst van genoemde gewassen. De grond mag nog niet breken.
c. Aardappelopslag bestrijding in de teelt van bieten
Toepassing: Als de aardappelopslagplanten voldoende bladmassa hebben voor opname. De bieten mogen niet meer dan 8 bladeren hebben. Uitsluitend toepassen in een droog gewas.
d. Kort voor de oogst in afgerijpte graangewassen en droog te oogsten erwten en bonen
Granen: de behandeling uitvoeren wanneer het graangewas geheel is afgerijpt:
- Vlagblad geheel om de stengel geplooid.
- Graankorrel deegrijp en minder dan 30 % vocht bevat.
- Het stro geheel geel is doch de knopen nog groen-geel zijn.
- Veiligheidstermijn tussen bespuiting en oogst tenminste 7 dagen aanhouden.
- granen en stro van granen behandeld voor de oogst niet in de handel brengen als diervoeder en niet als diervoeder gebruiken
Droog te oogsten erwten: De behandeling uitvoeren op een afgerijpt gewas wanneer de zaden minder dan 30 % vocht bevatten:
- Veiligheidstermijn tussen bespuiting en oogst tenminste 7 dagen aanhouden.
- Grondbewerking, na verwijderen/hakselen van stro, kan onmiddellijk uitgevoerd worden.
- Alle gewassen kunnen direct ingezaaid worden.
e. Doodspuiten van stuifdek rogge, gerst of gras
Rogge, gerst of gras in het najaar gezaaid op stuifgevoelige grond in de bloembollenteelt of akkerbouw sterft na behandeling langzaam af, waardoor de bodembeschermende functie lang behouden blijft. Overwinterende onkruiden worden tegelijkertijd bestreden. In de bloembollenteelt dient het dekgewas te worden doodgespoten ruim voor de opkomst van de bloembolgewassen. In de akkerbouw kan vanaf één week na de bespuiting in de onbewerkte grond worden gezaaid.
f. Als groenbemester geteelde gewassen
Deze toepassing wordt uitgevoerd om bij ondiep onderwerken hergroei in het voorjaar te voorkomen. Toepassing: circa 1 week voor de grondbewerking.
g. Grasland
Ter bestrijding van kweekgras en andere ongewenste vegetaties bij
graslandvernieuwing.
Na maaien of beweiden, wachten met spuiten tot het kweekgras weer 10-15 cm
lang is, of 4-6 bladeren heeft.
- Doorzaaien (zonder grondbewerking) Toepassing: Bij voorkeur half juli - half september. 1 week na de bespuiting kan zonder grondbewerking met een speciale doorzaaimachine worden gezaaid. Om een goede aanslag van het jonge gras te verkrijgen is het nodig om het bespoten gras af te maaien en te verwijderen. Dit gras mag na 5 dagen afgegraasd of afgemaaid en als kuilvoeder, of als hooi vervoederd worden. Het uitrijden van 25-40 ton runderdrijfmest kort voor het doorzaaien verbetert de opkomst van het nieuw ingezaaide gras.
- Herinzaaien, inzaaien of planten van een ander gewas Toepassing: Herinzaai van grasland bij voorkeur uitvoeren half juli/september. Na de toepassing 1 week wachten voor een grondbewerking wordt uitgevoerd. Het afstervende plantenmateriaal moet goed door de grond worden gewerkt alvorens wordt gezaaid of geplant.
h. In de fruitteelt onder bomen (groot fruit)
Toepassingstijdstip: Na de bloei van de bomen tot uiterlijk 1 juli, alleen pleksgewijs toepassen. Opmerkingen: Bladeren, takken, onverhoute bast, alsook stoot- en snoeiwonden van de bomen niet met de spuitvloeistof raken, omdat anders ernstige schade kan optreden. Wortelopslag mag worden geraakt.
i. In asperges
Toepassingstijdstip: Voor, tijdens en na de periode van steken, mits het gewas nog niet is opgekomen. De grond mag ook nog niet breken.
j. In kerstsparren
Volvelds over het gewas toe te passen in tenminste 2 jaar oude aanplantingen van Picea abies (P. excelsa) en Picea omorica. Toepassing: In het najaar vanaf het moment dat het jonge schot van de kerstsparren geheel is verhout.
k. In de bosbouw ter bestrijding van Amerikaanse Vogelkers (Prunus serotina)
Toepassing:
- Uitsluitend op één- à tweejarige loten die geen bessen dragen en niet hoger zijn dan 1,50 m
- Goede bevochtiging van de bladeren is nodig, zonder afdruipen;
- Spuiten vanaf half augustus tot eind september.
Opmerking:
Bramen, bosbessen en houtopstand mogen niet worden geraakt, ook moet bevochtiging van de niet-verhoute delen van andere gewenste soorten worden voorkomen.
l. Stobbenbehandeling.
Verse zaagvlakken van afgezette bomen insmeren met de bokkepoot of bespuiten met een 5 % oplossing om uitlopen te voorkomen. Ter markering kan een kleurstof toegevoegd worden. Opmerkingen: Bij het bespuiten van de stobben (werken met een dop) dient te worden voorkomen dat de omringende vegetatie wordt geraakt. Stobben niet behandelen als ze voorkomen tussen niet afgezette bomen van dezelfde soort, omdat door systemische werking via met elkaar vergroeide wortels schade kan optreden.
m. In land- en tuinbouwgewassen, alsmede in openbaar groen met behulp van onkruidbestrijkers.
Ter bestrijding van boven het gewas uitstekend onkruid dient er minimaal een hoogteverschil van 10 cm tussen onkruid en gewas te zijn. Ter bestrijding van individuele onkruidplanten en onkruidhaarden tussen het gewas of beplanting kan handapparatuur worden gebruikt. Ter voorkoming van schade mag het cultuurgewas of de gewenste vegetatie beslist niet in aanraking komen met de Roundup + -oplossing. Bestrijding van riet in cultuurgewassen wordt afgeraden in verband met kans op schade door guttatievocht. Opmerking:
- Grotere verdunning kan aanleiding geven tot druipen en gewasschade.
- Alleen toepassen als het gewas en de onkruiden droog zijn.
- Resterende Roundup +-oplossing dient men in apparatuur te laten zitten of na verdere verdunningte gebruiken voor toegelaten bespuitingsdoeleinden.
- Tijdens opslag en transport moet om de afgevende delen (touw, doek, borstel, spons) van de apparatuur een beschermkap of plastic kap zijn aangebracht zodat contact met de huid uitgesloten is.
n. Pleksgewijze bestrijding van onkruiden in land- en tuinbouwgewassen
Ter bestrijding van wortelonkruiden zoals distels, klein hoefblad, bentpollen, knolcyperus, kweekgras e.d. door middel van een pleksgewijze bespuiting van de onkruiden. Om beschadiging van het gewas te voorkomen is het aanbevolen een afschermkap te gebruiken.
- Gewasplanten en/of plantsoenbeplantingen die geraakt worden, sterven af. Ter markering kan een kleurstof aan de spuitoplossing toegevoegd worden.
Hoe kan resistentie het best vermeden worden?
Elke onkruidpopulatie kan planten bevatten die van nature uit meer tolerant of resistent zijn tegen bepaalde herbiciden. Dit kan leiden tot een onvoldoende controle wanneer die herbiciden gebruikt worden. Volgens de classificatie van het Herbicide Actie Comité (HRAC) is ) is glyfosaat een Groep 9 (groep G) herbicide. Een strategie voor het vertragen van resistentieontwikkeling en het beheer van resistente onkruiden moet vastgesteld worden op basis van de lokale noden en geïntegreerd onkruidbeheer. Dit bevat het goed gebruik van herbiciden, het integreren van middelen met verschillende werkingsmechanismen en/of het gebruik van andere teelt of mechanische technieken:
- Volg de etiketvoorschriften, meer bepaald om te verzekeren dat de toepassing gebeurt in een correct onkruidstadium, onder geschikte klimaat omstandigheden en met de juiste dosis.
- Optimaliseer het gebruik van verschillende technieken in uw onkruidbeheer die deel zijn van eennormale teelt of landschapsbeheerprogramma.
- Minimaliseer het risico op onkruidverspreiding. Zorg ervoor dat het landbouwmateriaal proper is wanneer van veld wordt gewisseld.
- Volg de goede spuitpraktijken voor een effectieve onkruidcontrole:
- Laat het spuittoestel periodisch nakijken (vb. door bepaalde instanties hiervoor verantwoordelijk)doseer en spuit accuraat, kalibreer het spuittoestel en stem uw hoeveelheidspuitvloeistof af op de te behandelen oppervlakte.
- Gebruik de juiste spuitdoppen voor een maximale dekking van de onkruiden en minimale drift
- Pas enkel toe onder geschikte weersomstandigheden.
- Monitor de onkruidcontrole na behandeling en kijk uit naar potentiële onkruidcontroleproblemenVerdere informatie is terug te vinden op HRAC (http://www.hracglobal.com), uw distributeur of uw lokale Bayer verantwoordelijke.
Voor meer informatie zie https://www.roundup.nl/Producten/Roundup-Plus
Voor algemene info: https://www.roundup.nl/Stewardship