Terug
Arizona's sorteren voor Turkije
Volgende
Focus gericht op kwaliteit en optimale groei
sluiten

Akkerbouw Koerier maart 2024

Werking middelen sterk afhankelijk van weer

Erno Bouma: ,,Ongeveer 75 procent van de werking van een middel wordt bepaald door de weersomstandigheden.’

,,Ongeveer 75 procent van de werking van een middel wordt bepaald door de weersomstandigheden. Als akkerbouwer móet je dus weten wanneer je welke middelen het beste kunt spuiten. Het bepaalt immers in grote mate het spuitresultaat.’’ Dat zegt Erno Bouma van het gelijknamige agrometeorologische adviesbureau. Tijdens een bijeenkomst van de Spuit Academie (zie ook kader) ging hij uitgebreid in op de relatie tussen weer en gewasbescherming en gaf hij ook meerdere praktische tips rondom de toepassing van middelen. Akkerbouw Koerier licht er vier belangrijke items uit.

1: Houd rekening met de formulering

De formulering bepaalt op welke manier het middel wordt opgenomen in de plant.

Voor waterachtige middelen zoals spuitpoeders (WP), granulaten (WG) en suspensie concentraten (SC) geldt dat ze via de bladhuid (cutine) naar binnen moeten komen (zie ook tekening). ,,Voor dat proces is tijd nodig’’, zegt Bouma, ,,En zolang dat proces niet is afgerond, kan het middel gemakkelijk afregenen. Het is daarom van belang dat het na toepassing langere tijd droog blijft, liefst meerdere uren.’’ Felle zon en een lage RV – ofwel schraal weer - is daarbij erg ongunstig, omdat ze ervoor zorgen dat de bladhuid slinkt. Hierdoor verloopt de opname veel moeizamer en verdampt bovendien de spuitvloeistof veel sneller. ,,Waterachtige middelen spuiten bij schraal weer is daarom zo goed als zinloos’’, aldus Bouma.

Olieachtige formuleringen worden via het ingebedde was opgenomen. De oplossers in de formulering lossen de waslaag op, waarna de werkzame stof in de waslaag dringt. Waterachtig geformuleerde middelen worden opgenomen via de bladhuid (cutinelaag).

Olieachtige middelen zoals emulgeerbare concentraten (EC) en olie dispersies (OD) worden via de waslaag opgenomen. De oplossers in de formulering lossen de waslaag op, waarna de werkzame stof de waslaag binnendringt. Volgens Bouma wurmt een groot deel van het middel zich vrij snel in het dieper gelegen ingebedde was. ,,Maar er is ook een gedeelte dat zich over de buitenste waslaag van de plant verdeelt. Hoewel deze waslaag voor enige houvast zorgt, is dit gedeelte toch gevoelig voor afspoelen.’’ Uit onderzoek is gebleken dat als er tussen nul en 6 uur na een bespuiting twee tot vijf millimeter regen valt, ongeveer de helft van de werkzame stof afspoelt. Bij intensief beregenen is de afspoeling waarschijnlijk nog groter, omdat de waslaag zelf dan ook voor een deel eraf spoelt. ,,Olieachtige middelen zijn voor hun opname dus minder afhankelijk van de weersomstandigheden dan waterachtige middelen, maar het is zeker niet zo dat ze ongevoelig zijn voor afregenen’’, zo benadrukt Bouma.

Contactfungiciden (bv. tegen Phytophthora) kunnen het beste ’s middags bij helder, zonnig weer worden gespoten. De planten zijn dan droog, waardoor de hechting optimaal is en het bladapparaat zo goed en volledig mogelijk afgedekt wordt.

2: Werkingsmechanisme bepaalt toepassingstijdstip

Contactfungiciden (bv. tegen Phytophthora) kunnen het beste ’s middags bij helder, zonnig weer worden gespoten, met een beetje wind. De planten zijn dan droog, waardoor de hechting optimaal is en het bladapparaat zo goed en volledig mogelijk afgedekt wordt. Vroeg in ochtend spuiten heeft volgens Bouma nauwelijks zin, omdat er dan veel teveel dauwwater in het gewas hangt.

Systemische fungiciden hebben vooral groeizaam weer nodig voor een goede werking. Aan het begin van de avond spuiten tijdens een donkere periode op een droog gewas is optimaal, maar in de loop van de ochtend spuiten op een bijna droog gewas geeft meestal ook een goede werking.

Bodemherbiciden moeten op een vochtige grond toegepast worden, maar tijdens de bespuiting (en enkele uren daarna) moet het wel droog zijn. Dat droge weer is nodig om het middel tijd te geven om in het bodemvocht op te lossen en zich door diffusie ook in horizontale richtingen te verspreiden. Regent het te snel na toepassing, dan spoelt het middel (onregelmatig) weg. Na een ‘droge toepassing’ is er juist weer neerslag nodig om het middel dieper in de grond te laten dringen en bij de wortels van het onkruid te laten komen.

Contactherbiciden zijn het meest effectief als ze toegepast worden bij donker weer. Bij een lage verdamping, bewolkt weer, een hoge relatieve luchtvochtigheid (RV) en niet teveel wind krijgt het middel de beste en meeste mogelijkheden het blad binnen te dringen.

3: Spuit insecticiden ‘s avonds

Insecticiden kunnen altijd het beste op het eind van een zonnige dag in de avond gespoten worden. Bij warm weer zijn insecten veel actiever, waardoor ze ook sneller en meer middel opnemen. Midden op een zonnige dag spuiten zou ideaal zijn, maar dan wordt het middel veel te snel afgebroken door de zon. Aan het einde van een zonnige dag spuiten is het beste compromis: de temperatuur in het gewas is dan nog hoog genoeg voor een goede effectiviteit.

Daarnaast is het ook belangrijk om de temperatuur in de gaten te houden. Voor pyrethroïden, zoals bijvoorbeeld Decis, geldt dat ze bij 10°C een goede werking hebben. Bij 20°C is de acuut toxische werking naar schatting nog maar de helft van die bij 10°C. Vooral tijdens de zomerperiode – die de laatste jaren een steeds grilliger verloop kent – kan de effectiviteit van een pyrethroïde daarom enorm verschillen. Voor de direct werkende (systemische) middelen geldt dat ze juist een wat hogere temperatuur (vanaf ca. 15 °C)  nodig hebben om optimaal te werken.

‘Spuiten met weinig wind is minder effectief en zelfs gevaarlijk’

4: Spuit met winderig weer

Spuiten met weinig wind is minder effectief en ook gevaarlijker dan spuiten met wat meer wind, stelt Bouma. ,,In de praktijk zie ik dat akkerbouwers nog steeds geneigd zijn om juist ’s morgens vroeg te spuiten omdat het dan windstil is. Maar te weinig wind is gewoon gevaarlijk. Als de zon schijnt kunnen aan de grond warme luchtbellen ontstaan. Die stijgen op en nemen het gewasbeschermingsmiddel mee naar plaatsen waar ze juist niet terecht moeten komen.’’ Ook veranderen (zeer) lage windsnelheden nogal van richting, waardoor moeilijk vast te stellen is of de spuitnevel wel goed in het gewas dringt.

De beste indringing in het gewas vindt plaats tussen 2 en 4 à 5 Beaufort, ofwel tussen een zwakke en matige tot vrij krachtige wind. ,,Waait het nog harder, dan voel je als boer zelf wel aan dat spuiten niet zinvol meer is’’, zo weet Bouma. Windmetingen hebben volgens hem ook niet zoveel zin. ,,Vaak meet je alleen de windvlagen en die zeggen te weinig over de werkelijke windsnelheid.’’

Spuitacademie

De Spuit Academie is een initiatief van Boerenbusiness, in samenwerking met Bayer Crop Science, Syngenta en Aeres Training Centre. Doel is om de kennis van gewasbescherming te vergroten en het verantwoord gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te stimuleren.

De Spuit Academie bestaat uit 6 trainingsdagen verspreid over Nederland. Tijdens deze dagen wordt theorie en praktijk met elkaar afgewisseld. Door middel van presentaties, demonstraties en discussies worden de onderwerpen uitgelicht en met elkaar besproken. Alle bijeenkomsten zijn erop gericht om op een vernieuwende manier na te denken over gewasbescherming en gezond telen.

Meer weten? Kijk op www.gezondtelen.nl.

+Colofon