Mercurialis annua
Int. Afk.: MERAN
Mercurialis annua
Int. Afk.: MERAN
Bingelkruid behoort tot de Wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae).
Goed doorluchte, voedsel- en humusrijke leemgronden; warmteminnend.
Belangrijkste kiemperiode: late voorjaar en zomer.
Beschrijving: eenjarig, onaangenaam geurend zaadonkruid. In tegenstelling tot de wolfsmelksoorten zonder melksap, 10-40 cm hoog.
Typische kenmerken: geelwitte bladnerven van de zaadlobben.
Zaadlobben: groot en krachtig, lichtgroen, typische geelwitte bladnerven, spatelvormig tot rond, duidelijk afgestompte bladtoppen.
Loofbladeren: tegenoverstaande, bij het verschijnen aan de basis zakvormig ingerold, lang gesteeld; lichtgroen, langwerpig-eivormig of tegen de basis afgerond; onregelmatig gezaagd, aan de rand vaak gewimperd.
Stengel: opstijgend of spreidend, stomphoekig, vertakt zich meestal vanuit de oksels van de zaadlobben; knopen verdikt.
Bloemen: meestal tweehuizig; de mannelijke geelachtig op dunne stelen, de vrouwelijke groen, alleenstaand of per 2 of 3 in de bladoksels zittend.
Bloeitijd: mei tot oktober. Vruchten: doosvrucht met puntige knobbels, tweehokkig met elk twee lichtbruine zaden.
Zaden: dik-ovaal tot bolvormig, met fijne, witachtige lijn in de lengte; ca. 1000-2000 per plant. Levensduur van de zaden in de bodem: ca. 10 jaar.
Door het vertakte wortelstelsel is de plant goed bestand tegen droogte. De hoge zaadproductie en de lange levensduur van de zaden in de bodem kunnen tot een langdurige aantastingsdruk leiden. Zorgt als vroeg onkruid voor veel lagere opbrengsten, komt meestal in meerdere golven op.