Ranunculus repens
Int. Afk.: RANRE
Ranunculus repens
Int. Afk.: RANRE
De kruipende boterbloem behoort tot de Ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
Algemeen: overblijvend onkruid met kruipende, bebladerde uitlopers, die wortelen op de knopen. Verspreiding en vermeerdering overwegend vegetatief door uitlopers, maar ook door zaden. Tot 30 cm hoog.
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar.
Kenmerken: 'kruipende groeiwijze'; gele tot goudgele bloemen (geldt echter voor meerdere boterbloemsoorten).
Zaadlobben: breed-ovaal, lang gesteeld.
Loofbladeren: grondstandige bladeren, lang gesteeld, driedelig, diep ingesneden. Bovenste stengelbladeren klein, bijna zittend, onregelmatig gelobd, plant meestal niet behaard.
Stengel: opstijgend, meervoudig vertakt.
Bloemen: gele bloemen, 5 kroonbladeren, kelkbladeren rechtopstaand; alleenstaande bloemen, eindstandig.
Bloeitijd: mei-juli (augustus). Vruchten: nootjes met korte snavel, op de bolvormige bloembodem zittend.
Zaden: bruin, licht gestippeld, rand smal gevleugeld, ca. 100-150 per plant; kiemdiepte 0,5-3 cm.
Groeiplaatsen: in vochtige en natte weiden en weilanden (vertrappingsschade), aan wateren, in tuinen (schaduwrijke plaatsen), zelden in akkers (granen).
Komt voor op natte (stilstaand water) klei- en leemgronden die goed voorzien zijn van voedingsstoffen (indicatorplant voor leemgrond).