Equisetum arvense
Int. Afk.: EQUAR
Equisetum arvense
Int. Afk.: EQUAR
Heermoes is een plant uit de Paardenstaartenfamilie (Equisetaceae).
Algemeen: overblijvende sporenplant, met diepreikende, rijk vertakte worteluitlopers. Vermeerdering en verspreiding hoofdzakelijk vegetatief, maar ook door sporen, 5-50 cm hoog. Scheuten bevatten kiezelzuur.
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar.
Typische kenmerken: 'doosjesachtig' in elkaar geschoven scheuten en uitlopers. Het dichtst bij de stengel liggende lid van de zijscheuten is langer dan de bladschede van de hoofdscheut (omgekeerd bij Equisetum palustre).
Vruchtscheuten: verschijnen in maart-april, geelbruin (zonder bladgroen), onvertakt, met eindstandige, aarvormige sporenvormende bloeiwijze, die na het uitstrooien van de sporen afsterft. De bladeren van de scheuten zijn aan de knopen tot een zwartbruine getande schede vergroeid.
Loofscheuten: verschijnen na de vruchtscheuten, groen met kransvormig gerangschikte, naar de scheuttop toe korter wordende zijscheuten. Sporen en spiraalvormige elateren behaard (bij Equisetum palustre onbehaard).
Ondergrondse uitlopers: diepreikend, rijk vertakt, eveneens 'doosjesachtig' in elkaar gestoken.
Groeiplaatsen: veel voorkomend op landbouwgrond (granen, hakvruchten); vaak ook in tuinen, op spoordijken en aan wegranden.
Levensduur van de sporen: slechts enkele dagen kiemkrachtig.
Verspreiding wordt bevorderd door dicht op elkaar staande pas laat sluitende gewassen (lichtbehoefte!). Gemiddeld lagere opbrengsten, omdat heermoes zijn voedingsstoffen diep uit de grond (tot 160 cm) haalt. De plant wordt door dieren gemeden, omdat hij veel kiezelzuur bevat. Komt voor op goed doorluchte leem- en zandgronden met leemachtige ondergrond en water doorlatende grondlagen.