Tussilago farfara
Int. Afk.: TUSFA
Tussilago farfara
Int. Afk.: TUSFA
Klein hoefblad behoort tot de Composietenfamilie (Asteraceae).
Algemeen: diepgaand-vochtige klei- en leemgronden (indicatorplant voor water en leemgrond).
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar, zomer.
Beschrijving: overblijvend, grootbladerig onkruid met diepreikende wortels (10-25 cm) en ver reikende ondergrondse uitlopers; vaak nestgewijs optredend; 10-20 cm hoog.
Typische kenmerken: goudgele bloemhoofden op ca. 15 cm hoge bloemstelen, die meestal in het vroege voorjaar voor de loofbladeren verschijnen. Vermeerdering overwegend door uitlopers.
Zaadlobben: klein, vlezig, gesteeld, lancetvormig, gaafrandig, glanzend, plat op de grond liggend.
Loofbladeren: rozetvormig gerangschikt, lang gesteeld, rondachtig, omgekeerd hartvormig met hoekige bochten, zo groot als een hand; aan de bovenzijde donkergroen (jong ook viltig behaard), onderzijde wit-viltig.
Stengel: bloemstelen rechtopstaand met wit vilt en kleine, aanliggende roodachtige schubben bezet.
Bloemen: per steel een alleenstaand, eindstandig, geel bloemhoofdje met buisbloemen en aan de rand lintbloemen. Kiemplanten bloeien pas in het tweede of derde jaar.
Bloeitijd: februari-april.
Vruchten: eenzadige dopvrucht.
Zaden: langwerpig-cilindrisch, lichtgeel tot bruin met witte haarkroon (10-15 mm); aantal per bloemhoofdje ca. 200-350; aantal per scheut 3500; oppervlaktekiemer op ca. 0,5 cm diepte.
Groeiplaatsen: in akkers, op braakliggende terreinen, op hellingen en spoordijken. In grasland op natte weiden met open plekken.
In granen zeer schadelijk, maar komt zelden tot bloei. In rijgewassen lagere opbrengsten, deels veel lagere oogst.