Setaria pumila, Syn.: Setaria glauca auct.*
Int. Afk.: SETPF
Setaria pumila, Syn.: Setaria glauca auct.*
Int. Afk.: SETPF
Behoort tot de grassenfamilie (Poaceae).
Standplaats: leemachtige zand- en zandige leemgronden die goed voorzien zijn van voedingsstoffen, warmteminnend.
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar, zomer. Beschrijving: eenjarig beemdgras, losse pollen vormend, 10-40 cm hoog.
Typische kenmerken: plant verschijnt met grijsgroene kleur. Borstels van de aarpluim later geelrood. Zonder tongetje, hiervoor in de plaats een krans van fijne, lange wimperharen. Jonge planten: rechtopstaand, bladeren met duidelijk lichte hoofdnerf, bladschede platgedrukt en hol. Halmen: rechtopstaand, enkelvoudig of aan de basis vertakt.
Bladeren: vlak, rechtopstaand, grijsgroen; aan de rand en bovenzijde bij de basis spaarzaam behaarde bladschijven. Geen tongetje, echter een krans van fijne, lange wimperharen; zonder oortjes, jongste blad gerold. Bladscheden platgedrukt en hol.
Bloemen: rechtopstaande, cilindrische aarpluim (schijnaar); kleine eenbloemige aartjes op korte stelen direct op de pluimas steunend. Onderste en bovenste kroonkafje duidelijk in dwarsrichting gerimpeld. Borstels van de aarpluim later geelrood.
Bloeitijd: juli-oktober.
Vruchten: graanvrucht, geelachtig tot grijsbruin; onderste kroonkafje enigszins gekield, sterk gewelfd.
Zaden grijsgroenachtig, glazig; kelkkafje slechts half zo lang als het onderste kroonkafje. Vermeerdering: ca. 400-800 zaden per plant.
Hinderlijk schadelijk gras, veel voorkomend. De naaldaar komt overwegend vanaf juni (minimale kiemtemperatuur 15°C) op en vormt zeer snel een dicht tapijt, dat als voedingsstoffen- en waterconcurrent in het gewas zichtbaar wordt. Zeer sterk concurrerend; komt vaak samen met Europese hanenpoot voor. Grote hoeveelheden naaldaar kunnen de opbrengsten aanzienlijk beïnvloeden.