Solanum nigrum
Int. Afk.: SOLNI
Solanum nigrum
Int. Afk.: SOLNI
Solanaceae
Eenjarig, kruidachtig zaadonkruid, tot 50 cm hoog. De hele plant is verspreid met afstaande of aanliggende haren bezet.
Giftige plant: bevat vooral in de bladeren, het zeer irriterende en als neurotoxine werkende solanine.
Belangrijkste kiemperiode: late voorjaar tot vroege zomer.
Typische kenmerken: struikachtige, vertakte groeiwijze; ronde, erwtgrote, zwartblauwe vrucht.
Zaadlobben: gesteeld, donkergroen, gaafrandig, ovaal, in een fijne punt uitlopend; duidelijke hoofdnerf.
Loofbladeren: breed eivormig of bijna driehoekig, donkergroen, niet glanzend, gaafrandig of getand, gesteeld, spaarzaam behaard.
Stengel: vertakt met hoekige takken, liggend of opstijgend.
Bloemen: wit met vijfslippige kroon, stervormig; op korte stelen met meerdere bloemen bij elkaar staand (schijnscherm).
Bloeitijd: juni-oktober.
Vruchten: in rijpe toestand een veelzadige, zwartblauwe of groenachtig gele, erwtgrote, vlezige bes.
Zaden: onregelmatig ovaal, bruingeel met fijne putjes, ca. 500 per plant. Levensduur van de zaden in de bodem: meer dan 40 jaar.
Groeiplaatsen: in aardappelen, suikerbieten en in de groenteteelt.
Als warmteminnende late kiemer snelle ontwikkeling in opgekomen hakvruchten. Als laat onkruid een grote water- en voedingsstoffenconcurrent. Verstoring van de oogst. Komt voor op
gronden die goed voorzien zijn van humus en stikstof (indicatorplant voor stikstof); warmteminnend.