Taraxacum officinale - Compositae
Int. Afk.: TAROF
Taraxacum officinale - Compositae
Int. Afk.: TAROF
De paardenbloem is een soort uit de composietenfamilie (Asteraceae).
Algemeen: bijna alle gronden die goed voorzien zijn van voedingsstoffen (vooral stikstof). Eenjarig zaadonkruid met sterke, diepgaande penwortel, tot 30 cm hoog.
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar.
Typische kenmerken: lange, diep ingesneden loofbladeren; goudgele bloemhoofdjes aan lange, melksap bevattende bloemstelen (melksap treedt bij beschadiging uit de planten).
Zaadlobben: rond-ovaal, nauwelijks gesteeld, op de grond liggend.
Loofbladeren: in grondstandige rijk bebladerde rozet, langgerekt, diep ingesneden of getand. Stengel: hol, bladloos, ca. 30 cm hoog, bevat melksap.
Alleenstaand of met meerdere bij elkaar staand.
Bloemen: bloemhoofden groot, steeds alleenstaand aan het einde van de stengel, helder geel, 's nachts en bij bewolkt weer gesloten.
Bloeitijd: april-juni, in de herfst vaak nog een keer.
Vruchten: vruchtwijze bolvormig.
Zaden: zaden langwerpig, lichtbruin tot zwart, met tien ribben. Op lange haarfijne steeltjes een uitgespreide, witte haarkroon als vliegorgaan dragend; 200-5000 per plant; oppervlaktekiemer tot 2 cm.
Groeiplaatsen: in akkers, vooral in meerjarige klaver- en luzernegewassen, in weiden en weilanden, langs dammen. Betekenis: De loofbladeren van de rozet zitten dicht opeen en bedekken de bodem helemaal. Hierdoor neemt hij veel plaats in en belemmert daardoor cultuurplanten. Wanneer hij wordt doorgesneden loopt de wortelstok opnieuw veelvuldig uit."