Poa trivialis
Int. Afk.: POATR
Poa trivialis
Int. Afk.: POATR
Ruwbeemdgras of ruwbeemd is een vaste zodevormende plant uit de grassenfamilie (Poaceae).
Algemeen: overblijvend, op de akker éénjarig, zodenvormend gras met talrijke bovengrondse, fijn bebladerde uitlopers, 20-90 cm hoog.
Belangrijkste kiemperiode: voorjaar tot herfst
Typische kenmerken: uitlopersvormend (bovengronds). In tegenstelling tot andere Poa-soorten is de bladschede ruw en het tongetje van de bovenste bladeren tot 6 mm lang en toegespitst. Bloeiwijze duidelijk hoger dan bij Poa annua.
Jonge planten: zeer dun, rechtopstaand groeiend, vroege uitstoeling, jongste blad gevouwen.
Halmen: ruw, rechtopstaand, tot boven gelijkmatig bebladerd.
Bladeren: groen, vaak bruinachtig paars, onderzijde sterk glanzend, bladschijf met gootje, spits toelopend; tongetje lang, tongvormig; geen oortjes.
Bloemen: losse, sierlijke pluim, aartjes klein, 3-4-bloemig, zonder kafnaald.
Bloeitijd: overwegend mei, juni. Vruchten: graanvrucht, roodachtig geel, top meer paars, meestal volledig onbehaard, kelkkafjes van zeer ongelijke lengte, onderste kroonkafje teer en vliezig.
Vermeerdering: door zaden en wortelvorming uit de halmknopen.
Groeiplaatsen: in akkers, vochtige weiden, aan rivier- en bosranden. In wintergranen herfstkiemer! In open luzerne- en klavergewassen.
Brengt schade toe op akkers, in granen en percelen met open voedergewassen; in het bos af en toe op open plekken en aan wegen. Zijn belang in grasland is omstreden. Wordt in graan vaak verward met windhalm, brengt echter lang voordat het graan rijp is vruchten voort; de lege pluimen zijn dan geel (windhalm is kort voordat het graan rijp is rijp, roodachtig van kleur). Komt voor op open, bewerkte leemgronden die goed voorzien zijn van voedingsstoffen; verdraagt onderwaterzetting en schaduw.