Polygonum amphibium
Int. Afk.: POLAM
Polygonum amphibium
Int. Afk.: POLAM
Veenwortel is een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae).
Standplaats: voedselrijke, leemachtige tot kleiachtige gronden met tijdelijke wateroverlast of waterhoudende lagen in de ondergrond; oevers van stilstaand of langzaam stromende wateren. Belangrijkste kiemperiode: overwegend voorjaar.
Typische kenmerken: meerjarige, krachtige duizendknoopsoort met lange bladeren en ondergrondse, licht- tot geelrode, met broedknoppen bedekte uitlopers.
Zaadlobben: smal, iets glanzend, door de stengel iets van de grond geheven.
Loofbladeren: zeer lang, smal lancetvormig, vanvoren toegespitst, zittend of gesteeld, matgroen, vaak donker gevlekt; in het midden het breedst; met een lang, behaard tuitje.
Stengel: meestal rechtopstaand of opstijgend, enkelvoudig tot rijkelijk vertakt, kaal of aangedrukt behaard, met veel knopen, 30-100 cm hoog.
Bloemen: roze, zeer klein, aan het uiteinde van de bloemsteel in dichte schijnaren; op de akker slechts zelden bloeiend en vruchten vormend.
Vruchten: lensvormige of driekantige nootvrucht, 2 mm hoog, eenhokkig.
Zaden: ca. 700 (500-1500) zaden per plant.
Vermeerdering: op akkers overwegend vegetatief door ondergrondse uitlopers; soms ook generatief.
Voorkomen: nagenoeg in heel Europa algemeen voorkomend, vooral in gewassen als aardappelen en suikerbieten, maar ook in graan.
Probleemonkruid op standplaatsen die naar wateroverlast neigen. Vanwege de vorming van ondergronds kruipende rizomen en de daarmee gepaard gaande meerjarige levensvorm bijna niet te bestrijden. Rizomen kunnen door grondbewerking over het hele kavel versleept worden. Bestrijding in sommige gewassen (suikerbieten) bijna niet mogelijk.