Phyllonorycter blancardella
Fruitteelt
Ziektebeeld
De appelvouwmijnmot dankt zijn naam aan de vouwen die ontstaan in de bladeren als gevolg van de mijnen aan de onderkant van het blad. De bovenkant van de mijnen ziet er gemarmerd uit door de venstervraat van de larve. In de mijn bevindt zich een prop uitwerpselen.
De verschillende soorten bladmineerders zijn te herkennen aan de vorm van de mijnen die ze maken. De appelvouwmijnmot is ongeveer 3,5 mm lang, zilverwit met goudkleurige scherp afgetekende banden. De larve is 5 mm lang en een roodachtige doorschijnende darm is zichtbaar in het gelige doorschijnende lichaam.
Plaaginsect
Bladmineermotten zijn kleine motjes waarvan de larven gangen (mijnen) maken in het blad door het bladmoes op te eten. Daardoor vermindert de fotosynthesecapaciteit van het blad en bij ernstige aantasting zal het blad afsterven.
De appelvouwmijnmot heeft drie generaties per jaar. Hij overwintert als pop in een cocon in afgevallen blad op de grond. Begin april verschijnen de eerste motjes. In april en mei worden de eieren gelegd aan de onderkant van het blad. De larven voeden zich vanaf begin mei in de mijn tot ze volgroeid zijn en verpoppen zich in de mijn. Na drie á vier weken, vanaf half juni, verlaat de volwassen mot de mijn en zal opnieuw eieren leggen. Deze cyclus herhaalt zich twee maal, waarbij van enige overlap sprake is, zodat vrijwel het gehele seizoen nieuwe mijngangen worden gemaakt. Vanaf eind september verpoppen de rupsen zich in de mijn en overwinteren in de mijn in afgevallen blad.
Relevantie
Bladmineerders veroorzaken zelden economische schade.