Euproctis chrysorrhoea
Bastaardsatijnvlinder
Levenscyclus
Rups: september-juni. De soort overwintert als jonge rups, met meerdere bij elkaar in een taai gemeenschappelijk spinsel aan een tak van de waardplant. Deze zogenoemde winternesten bevinden zich vaak aan het uiteinde van de takken zodat ze veel zon vangen. De rupsen, die sterk irriterende haren hebben, verpoppen zich, soms gemeenschappelijk, in een cocon tussen de bladeren aan de waardplant of in de strooisellaag. De eieren worden in groepen afgezet en bedekt met haren van het achterlijf van het vrouwtje.
De vlinder is tegenwoordig in Nederland vooral aanwezig langs de kust, maar er worden soms ook uitbraken gesignaleerd in Noord-Brabant. De rupsen voeden zich met verschillende soorten bomen en struiken, met name duindoorn, meidoorn, zomereik, berk, iepen en vruchtbomen.
Brandharen van de rups kunnen klachten als huidirritatie, jeuk, oog- en luchtwegirritatie veroorzaken. De bastaardsatijnrupsen lopen niet in processie en verzamelen zich niet in grote nesten. De overlast voor mensen blijft meestal beperkt en duurt korter dan bij de eikenprocessierups.