Aphis fabae
Bonenluis, zwarte
Gevleugelde vorm: 1,6-2,6 mm lang, zwartbruin tot zwart, licht gekleurde voelsprieten, achterlijf zwartgroen met donkere, dwarse banden.
Ongevleugelde vorm: 1,5-3,1 mm, zwart tot zwartgroen.
Op aardappels en talrijke andere plantensoorten; wisselt niet van waardplant.
Classificatie: bladluizen, zuigend; virusvectoren.
Aangetaste plantendelen: blad.
Ziektebeeld
De luizen zelf, die zich graag op de onderzijde van de bladeren ophouden, vallen meestal meer op dan de zuigschade. Daarnaast scheiden ze honingdauw uit, waarop zich zwarte schimmels kunnen vestigen. Bij sterke aantasting door bladluizen trekken de bladeren krom en verkleuren. In geval van virusoverdracht (zie hieronder) komen daar de symptomen van de desbetreffende ziekte bij. Opmerkingen: Naast zuigschade richten de bladluizen schade aan door overdracht van virussen (bladrolziekte, A-, M- en Y-virus).
Aphis fabae
Suikerbieten
Bij bieten, tuinbonen en talrijke andere plantensoorten, zoals zwarte nachtschade en melde; winterwaardplant: voornamelijk wilde kardinaalsmuts en sneeuwbal.
Classificatie: bladluis, zuigend; virusvector.
Aangetaste plantendelen: blad.
Ziektebeeld
De bladeren zijn vaak gekruld en ingerold. De luizen bevinden zich bij voorkeur op de onderzijde van de bladeren en vormen dichte kolonies. Andere aanwijzingen voor aantasting zijn groeiremmingen en honingdauw. Als de bladeren vergelen is dat een indicatie dat de virale vergelingsziekte is overgedragen.
Plaaginsect
De volgroeide bladluizen (volwassen insecten) zijn ca. 2-3 mm lang, zwart gekleurd en hebben korte, donkere buisjes aan het achterlijf. Er komen zowel gevleugelde als ongevleugelde vormen voor. De larven lijken op de volwassen insecten.
Relevantie
De zwarte bonenluis treedt in alle gebieden met bietenteelt op. Droog en warm weer bevorderen massaal optreden. Door het vaak zeer hoge aantal luizen kan er aanzienlijke zuigschade ontstaan. Bovendien brengen de luizen ook schade toe als virusvectoren.
Aphis fabae
Bonen, spinazie, rode bieten
Ziektebeeld
Vanaf het begin van de zomer bevinden zich op de bonenplanten kolonies zwarte bladluizen, die zich snel vermeerderen. De scheuten zijn samengedrukt, de bladeren ingerold, de bloemen en jonge peulen gedijen slecht.
Ziekteverwekker
De zwarte bonenluis overwintert als ei op sneeuwbal, wilde kardinaalsmuts en andere struiken. Hierop ontwikkelen zich in het voorjaar eerst meerdere generaties ongevleugelde luizen. Dan ontstaan gevleugelde dieren, die tot in juli naar bonen, rode bieten, spinazie, rabarber en vele andere planten trekken.
Aphis fabae
Gerbera, komkommerachtigen, boomkwekerij, bloembollen
De volwassen Zwarte Bonenluis kan 1,5 tot 3,1 mm lang worden afhankelijk van de voedselcondities. Ze zijn mat zwart van kleur. Door een was-achtige afscheiding ontstaan bij oudere exemplaren helderwitte dwarsbanden op het achterlijf.
Zwarte bonenluizen hebben korte antennen, de siphonen zijn donker van kleur en langer dan de cauda (het staartje). Op de winterwaardplanten veroorzaakt de zwarte bonenluis krulling van het blad.
Op de zomerwaardplanten komen de luizen vooral voor in/op de groeipunten van de planten. Wanneer de populatie sterk is uitgebreid verspreiden de luizen zich over de hele plant. De bladeren met bladluizen zwellen op en krullen om. De groei stagneert en de bloemknoppen vallen van de planten. Ook de productie van zaden kan bij hoge dichtheden van luizen worden verminderd.
Met de zuigsnuit onttrekt de luis sap (voedsel) aan de floëemvaten. Dit sap bevat (te) veel suikers die worden uitgescheiden als honingdauw. Hierop groeien weer roetdauwschimmels. Honingdauw en roetdauw vervuilen bladeren, stelen en bloemen. Zowel het onttrekken van floëemsap aan de plant als de vervuiling van het gewas remt de fotosynthese en de verdamping van de planten.
De Zwarte Bonenluis kan virussen overbrengen.
Levenswijze
In het najaar, vanaf half september tot half oktober, ontstaan de "sexuales" (gevleugelde vrouwtjes en mannetjes), die migreren naar de winterwaardplanten, zoals Kardinaalsmuts, Gelderse Roos en Sneeuwbal.
Na de paring leggen de vrouwtjes eieren. In het voorjaar, eind maart begin april, komen uit de eieren de stammoeders. Deze en hun nakomelingen zijn levendbarend (vivipaar) ze planten zich in die periode ongeslachtelijk voort (parthenogenetisch).
In juni migreren gevleugelde luizen naar de zomerwaardplanten. Doordat Zwarte Bonenluis zeer polyfaag is kunnen dit veel verschillende gewassen zijn o.a. bloemen (gerbera), potplanten (orchidee), heesters, erwten, komkommerachtigen, aardappel en bonen. In deze periode groeit de populatie explosief en ontstaan er naast de ongevleugelde ook gevleugelde exemplaren, die zich binnen de kassen en daarbuiten kunnen verspreiden.
Vanaf half september migreren de luizen weer naar de winterwaardplanten.
Aphis fabae
Bloembollen
Tijdens de bewaring ontstaan op de bollen rode of bruinachtige vlekken van enkel millimeters doorsnede. Aangetaste bollen worden kleverig door de honingdauw die de bladluizen uitscheiden.
Dikwijls worden de bollen dan zwart door de schimmels die zich op de honingdauw vestigen (roetdauw). De bladluizen zijn te vinden op de buitenste bolrok, vooral rond de top van de bol en op plaatsen waar de bruine huid los zit of ontbreekt. Op eventueel tijdens de bewaring uitgelopen spruiten kunnen grote aantallen bladluizen voorkomen. Het gevolg kan zijn de dat het bovenste deel van het onderste loofblad na opkomst misvormingen vertoont.
Wanneer tulpen in de kas of te velde door bladluizen worden aangetast, kunnen op de bladeren gele, ronde vlekken ontstaan. Bij ernstige aantasting is het blad misvormd.
Levenswijze
In de meeste gevallen blijft directe schade door bladluizen beperkt. Belangrijker is de indirecte schade die kan ontstaan door het verspreiden van virusziekten.
Bloembollen kunnen op verschillende momenten door verschillende bladluizen worden aangetast. Tijdens de bewaring kunnen de bollen door o.a. grijze bladluizen worden aangetast. In kassen vindt de aantasting plaats door o.a. gevlekte bladluizen, en te velde door zwarte bonenluizen en groene perzikluizen.
Na het rooien kunnen bladluizen op de bollen terechtkomen als ze enige tijd buiten staan. In de schuur vermeerderen luizen zich vooral op bollen die boven ca. 5 graden Celcius worden bewaard. Bij gekoelde bollen komen ze zelden voor omdat de vermenigvuldiging door de lage temperatuur te langzaam gaat.
Bladluizen kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten waarbij ongevleugelde en onder bepaalde omstandigheden (o.a. bij hoge populatiedichtheid) gevleugelde vrouwelijke luizen kunnen ontstaan. De gevleugelde luizen verlaten vanaf eind april/begin mei het gewas om elders kolonies te vormen.