Liocoris tripustulatus
Brandnetelwants is in Nederland een algemeen voorkomend insect met een brede waardplantenreeks. De wants tast de bovengrondsdelen van vooral brandnetels aan.
In de zomer komen ze regelmatig voor in gewassen die onder glas worden geteeld zowel in vruchtgroenten als bloemen. De wantsen zijn te vinden in de koppen van de planten. Hier prikken ze de groeipunten aan, waarbij ze soms een giftig stof afscheiden. In siergewassen geeft verdroging van de bloemknoppen in een vroeg stadium de meeste economische schade. Als de knoppen nog nauwelijks zichtbaar zijn prikt de wants in de bloemsteel. De bloem ontwikkelt zich daarna niet verder. Het kan enkele weken duren voordat de schade door brandnetelwantsen in een gewas zichtbaar wordt. Het duurt ook enkele weken voordat een gewas zich volledig heeft hersteld nadat de wantsen zijn verdwenen (bestreden).
Levenswijze
De levenscyclus van wantsen bestaat meestal uit een eistadium, vijf nymfenstadia en een volwassen stadium. Het lichaam is afgeplat. De vleugel overlappen, maar laten een opvallend driehoekig gedeelte (scutellum) van het borststuk vrij. Pas tijdens het vierde nymfenstadium zijn de vleugels goed zichtbaar. De brandnetelwants heeft lange gestreepte poten. De volwassen insecten zijn bruin van kleur met een helder geel scutellum. De wantsen, die zijn overwinterd zijn diep bruin van kleur met een oranje scutellum.
Ze overwinteren op beschutte plaatsen zoals afgevallen bladeren en verdroogde brandnetelresten. Als de dagen langer worden en de temperatuur oploopt komen ze uit winterrust. In juni paren ze en leggen de vrouwtjes eieren in de bladstelen van de brandnetel. Juni, juli en augustus zijn de maanden waarin de wantsen het meest actief zijn. Eind augustus zijn alle nymfen volwassen wantsen geworden. Normaal is er maar één generatie in de zomer.