Ditylenchus destructor
Aardappel, bloembollen, bloemknollen
Het destructoraaltje (Ditylenchus destructor) komt op alle grondsoorten voor en tast vooral ondergrondse plantendelen aan, zoals bollen, knollen en wortelstokken. D. destructor heft een uitgebreide reeks van waardplanten zoals aardappel, gladiool, dahlia, rabarber en onkruiden zoals rode en witte klaver, akkermelkdistel, klein hoefblad, leeuwebek, kweekgras, akkermunt, ridderzuring en smeerwortel.
Als er geen waardplanten aanwezig zijn kan dit aaltje op een groot aantal in de bodem veel voorkomende schimmelsoorten overleven. Het destructoraaltje veroorzaakte in het verleden veel schade in aardappelen die in kuilen warden bewaard, met name in de veenkoloniën. Het aaltje wordt daarom ook wel het veenkoloniale aardappelaaltje genoemd.
Het destructoraaltje heft voor pootaardappelen het quarantainestatus en mag daar dus niet in voorkomen.
Aantastingsbeeld
Aantasting door destructoraaltjes is aanvankelijk een oppervlakkig rot dat aan Phytophthora doet denken. Later wordt de schil papierachtig en toont vaak scheuren en stervormige barsten. Het destructoraaltje tast voornamelijk de knollen aan, opvallende bovengrondse symptomen zijn afwezig. Infectie vanuit de grond vindt plaats via lenticellen en ogen. Infectie vanuit besmet pootgoed vindt doorgaans ook plaats via de grond.
In het aangetaste weefsel zijn witte kalkachtige stipjes zichtbaar waarin in grote getale levende aaltjes aanwezig zijn. De aantasting gaat vaak over in donkerbruine tot zwarte droog- en natrotplekken. De ergste schade treedt op tijdens de bewaring als niet wordt gekoeld. De aantasting wordt meestal pas opgemerkt bij het rooien, of zelfs nog later. Doordat de aaltjes het enzyme amylase produceren, waardoor zetmeel wordt omgezet in suikers, bevorderen ze de ontwikkeling van natrotbacteriën.
Levenswijze
Destructoraaltjes zijn slanke beweeglijke aaltjes. Afhankelijk van de waardplant kunnen volwassen dieren 0,8-2 mm lang zijn, in aardappelen kunnen ze tot 2 mm lang worden. Behalve de binnen de eischaal vervellende juvenielen van het eerste stadium kunnen de aaltjes van alle andere ontwikkelingsstadia de knol infecteren.