Panonychus ulmi
Fruitspintmijt
Ziektebeeld
De bladeren van de bomen verliezen de frisse, groene kleur en worden vaal (bronskleurig). Dit kan – afhankelijk van het weer – al in de vroege zomer het geval zijn. Op de onderkant van het blad zitten tussen fijne spindraden stilzittende en ook zeer beweeglijke larven in lichtrode of rode kleur en later ook volwassen mijten en zomereieren in dezelfde kleur. De mijten zuigen aan de bladeren, hetgeen leidt tot voortijdig vallen van de bladeren. De vruchten rijpen niet meer. De bloemknopvorming voor het volgende jaar wordt geremd. Aangetast worden o.a. appels, peren, pruimen en kwetsen.
Plaag
Uit de glanzend rode wintereitjes van de fruitspintmijt kruipen de jonge mijten in het voorjaar voor en tijdens de bloeitijd. De eitjes van de fruitspintmijt zijn ongeveer 0,1 mm groot en bevinden zich in grote getalen op het vruchthout en aan de onderkant van de takken, met name in het overgangsgebied tussen oud en nieuw hout. De jonge mijten hebben 6 poten en veranderen na meerdere vervellingen en na enkele rustperiodes in achtpotige geslachtsrijpe mijten. Ze zitten bij voorkeur op de bladeren en bedekken deze met een fijn spinsel. Hier worden ook de witte tot rode zomereitjes gelegd.
Relevantie
Spintmijten waren in het verleden een belangrijke plaag. Door de opkomst van geïntegreede bestrijding is deze plaag beter beheersbaar geworden.