Diabrotica virgifera virgifera
Maiswortelboorder
Overwegend bij mais.
Classificatie: kever, bijtend (kevers en larven).
Aangetaste plantendelen: wortel, blad en pluim/kolf.
Ziektebeeld
De kevers voeden zich overwegend met stuifmeel en kolfkwast, maar soms ook met melkrijpe maiskorrels. Door hun vraat verminderen zij de bevruchting en daardoor de korrelvorming. De vraat aan de bladeren (venstervraat) vindt plaats vanaf het verschijnen van de bloemen. De larven zijn veel schadelijker dan de kevers. Zij vreten eerst aan de haarwortels, later aan de grotere wortels. Zij boren zich in de wortels, vreten het totale wortelweefsel op en belemmeren de wateropname en het transport van voedingsstoffen naar de bovengrondse plantendelen. Dit bevordert secundaire infecties en veroorzaakt een grotere neiging tot legering. Wanneer de plant zich later weer opricht, leidt dat tot het karakteristieke 'zwanenhals'-symptoom.
Plaaginsect
De kever is ca. 5-7 mm lang, heeft een donkere kop, een geel halsschild en zwart-geel gestreepte dekschilden. De slanke, langwerpige larven hebben drie paar poten, een witachtig bruin kopkapsel en een bruin chitineschild aan het achterlijf en zijn ca. 10-18 mm groot. De eerste larven verschijnen meestal in mei en juni.
Relevantie
In zijn thuisland Noord-Amerika komt de maiswortelboorder veel voor. In Europa werd hij voor het eerst in 1992 gevonden. In de EU is de maiswortelboorder als quarantaine insect geclassificeerd.