Deroceras agreste, D. reticulatum, Arion spp., Milax spp.
Slakken
Witte akkerslak, gevlekte akkerslak en andere soorten.
Bij talrijke plantensoorten; in de akkerbouw overwegend bij graan en koolzaad, maar ook bij mais, bieten, aardappels en peulgewassen.
Classificatie: slakken, bijtend.
Aangetaste plantendelen: zaaizaad/wortel, kiemplant, blad, oogstproducten, ondergrondse oogstproducten (bieten, aardappelknollen).
Ziektebeeld
Onregelmatige skeletvraat bij alle onder- en bovengrondse plantendelen. Jong weefsel heeft de voorkeur, omdat dat veel water bevat. De vraat aan gezwollen zaden en kiemplanten leidt vaak tot een onregelmatige of achterwege blijvende opkomst van gewassen. Kenmerkend zijn ook de zilverachtig glanzende slijmsporen, die de slakken op de grond en de bovengrondse plantendelen achterlaten.
Plaaginsect
De in Duitsland in de akkerbouw voorkomende naaktslakken kunnen afhankelijk van de soort ook binnen een soort sterk in grootte en kleur variëren. Opmerkingen: Om zich te beschermen tegen uitdroging, zijn de naaktslakken overwegend 's nachts actief en houden zich overdag meestal op in schuilplaatsen, zoals onder een bladerdak of spleten in de grond.
Gastropoda
Sla
Ziektebeeld
De bladeren van de slaplanten vertonen in alle ontwikkelingsstadia vraatgaten en venstervraat met zilverachtig verdroogde slijmsporen.
Ziekteverwekker
Meestal gaat het om kleine naaktslakken, soms echter ook om huisjesslakken, die vanwege de zachte blaadjes sla prefereren. Sla dient regelmatig beregend te worden, want alleen zo worden een optimale groei en goede kwaliteit bereikt. Hierdoor worden slakken, die van een vochtige bodem houden, in sterke mate bevorderd. Los van hun vraatschade zijn deze onappetijtelijke plaaginsecten zelf, die zich vaak tussen de bladeren ophouden, storend bij de verkoop.