Nasonovia ribisnigri
Slaluis, groene
Op sla kunnen diverse soorten luizen voorkomen. Vooral op luwe delen van het perceel zijn ze het eerst te vinden. Welke het meest aanwezig zijn, is afhankelijk van de soort sla en ook van het slaras en daarnaast van de tijd van het jaar. Meestal zal de groene slaluis (Nasonovia ribisnigri) het meest worden aangetroffen. De groene slaluis is lichtgeel tot appelgroen maar kan ook bruinrood zijn. De antennen en poten hebben een zwart uiteinde; de sifonen (uitsteeksels op het achterlijf) zijn middellang.
Gevleugelde exemplaren hebben een zwarte kop, een zwart borststuk en de donkere vlekken op het achterlijf zijn meer uitgesproken. Deze luis verschijnt vanaf mei en, in tegenstelling tot alle andere soorten luizen, zit deze bijna altijd in de krop. Andere luizen, die vooral aan de buitenkant van de krop of op het omblad zitten; zijn de perzikbladluis, de aardappeltopluis, de bruine slaluis en de katoenluis. De door bladluizen veroorzaakte schade varieert van vervuiling van de bladeren, overbrengen van virussen en misvorming van bladeren.
Levenswijze
Het eitje van de bladluis overwintert in spleten van boomschors of op meerjarige planten dicht bij de bodem. In de lente wordt een vrouwtje geboren uit het eitje, het vrouwtje start een nieuwe kolonie. Vanaf dan tot in de herfst leggen de vrouwtjes geen eitjes meer, maar wel rechtstreeks nieuwe luizen. Er is geen sprake van bevruchting. In de herfst verschijnen zowel mannetjes als vrouwtjes. Na paring worden eitjes afgezet die zelfs heel strenge winters overleven. Bladluizen zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van temperatuur. Onder optimale omstandigheden is de ontwikkeling van jonge bladluizen voltooid in 6 tot 7 dagen. Een bladluis kan tussen 40 en 100 nakomelingen krijgen; 3 tot 10 per dag gedurende een paar weken. Gevleugelde exemplaren ontstaan door overbevolking, vermindering van de kwaliteit van de waardplant, temperatuur, daglengte (overwintering) en genetische factoren.
Vollegrondsgroenten
Herkenning
Op sla kunnen diverse soorten luizen voorkomen. Vooral op luwe delen van het perceel zijn ze het eerst te vinden. Welke luis het meeste aanwezig zijn, is afhankelijk van de soort sla en ook van het slaras en daarnaast van de tijd van het jaar. Meestal zal de groene slaluis (Nasonovia ribisnigri) het meest worden aangetroffen. De groene slaluis is lichtgeel tot appelgroen maar kan ook bruinrood zijn. De antennen en poten hebben een zwart uiteinde; de sifonen (uitsteeksels op het achterlijf) zijn middellang.
Gevleugelde exemplaren hebben een zwarte kop, een zwart borststuk en de donkere vlekken op het achterlijf zijn meer uitgesproken. Deze luis verschijnt vanaf mei en, in tegenstelling tot alle andere soorten luizen, zit deze bijna altijd in de krop. De door bladluizen veroorzaakte schade varieert van vervuiling van de bladeren, overbrengen van virussen en misvorming van bladeren.
Levenswijze
Het eitje van de bladluis overwintert in spleten van boomschors of op meerjarige planten dicht bij de bodem. In de lente wordt een vrouwtje geboren uit het eitje, het vrouwtje start een nieuwe kolonie. Vanaf dan tot in de herfst leggen de vrouwtjes geen eitjes meer, maar wel rechtstreeks nieuwe luizen. Er is geen sprake van bevruchting. In de herfst verschijnen zowel mannetjes als vrouwtjes. Na paring worden eitjes afgezet die zelfs heel strenge winters overleven. Bladluizen zijn voor hun ontwikkeling afhankelijk van temperatuur. Onder optimale omstandigheden is de ontwikkeling van jonge bladluizen voltooid in 6 tot 7 dagen. Een bladluis kan tussen 40 en 100 nakomelingen krijgen; 3 tot 10 per dag gedurende een paar weken. Gevleugelde exemplaren ontstaan door overbevolking, vermindering van de kwaliteit van de waardplant, temperatuur, daglengte (overwintering) en genetische factoren.