Ceutorhynchus napi, C. quadridens
Stengelboorsnuitkever
Ziektebeeld
De koolplanten stagneren in groei, de stengels trekken krom en verdraaien, de harten gedijen slecht en de kropvorming is verstoord. Vaak sterft ook het hart volledig af. Bij koolrabiplanten barsten de knollen open. Op jonge planten bevinden zich prikplekken onder het hart.
Ziekteverwekker
Er zijn twee verschillende stengelboorsnuitkevers, er wordt onderscheid gemaakt tussen Ceutorhynchus napi (1) en Ceutorhynchus quadridens (2). De 2,5-4 mm lange, grijze snuitkevers verschijnen in maart tot april en tasten de jonge koolplanten in het teeltbed na het uitplanten aan. Van april tot juni worden de eitjes afgelegd. C. napi legt zijn eitjes in de stengel dicht onder het hart. C. quadridens legt zijn eitjes ook wel in de bladstelen en hoofdnerven. Bij het opensnijden van de stengel zijn later gemakkelijk de witachtige larven met bruine en donkere kop te vinden, die de stengel en de bladstelen (3) hol vreten. Bij bloemkool en koolrabi is de schade vaak bijzonder groot. De larven verpoppen zich in de bodem. De in de zomer uitsluipende jonge kevers van C. quadridens zoeken na een korte periode van bladvraat hun winterschuilplaatsen onder loof, in bodemstrooisel enz. op. Ook de larven van C. napi verpoppen zich in de bodem. De kevers overwinteren eerst in de cocon van de pop en in de late winter vrij in de grond. Sterke aantasting door de stengelboorsnuitkever is vooral te verwachten wanneer in het voorjaar dichtbij koolzaad geteeld werd.