Ceutorhynchus napi
Stengelboorsnuitkever, grote
Bij koolzaad en andere kruisbloemigen.
Classificatie: kever, bijtend. Aangetaste plantendelen: stengel.
Ziektebeeld
Het eerste symptoom zijn kleine prikplekken op de jonge stengels, die meestal direct onder de scheuttop voor het afleggen van de eitjes geprikt worden. Deze plekken groeien met het koolzaad mee, verdikken en scheuren vaak open. De stengels groeien in het onderste deel vaak S-vormig of knikken om. Op de plek waar zij knikken, lopen talrijke zijscheuten uit, die echter te laat en met weinig korrelopbrengst tot rijping komen. Binnenin de stengel vreten de larven van het plaaginsect.
Plaaginsect
De larven zijn tot ca. 7 mm lang, witachtig geel gekleurd en krom. Ze zijn pootloos en hebben een bruinachtig kopkapsel. De kevers zijn ca. 3-4 mm lang en hebben een dichte, witgrijze, schubachtige beharing en een 'snuitachtig' verlengde kop.
Relevantie
De kever laat zich bij de geringste verstoring van de koolzaadplant vallen en doet alsof hij dood is, zodat hij moeilijk te vinden is. De prikplekken voor het afleggen van de eitjes dienen tegelijkertijd als ingangspoorten voor schimmelachtige ziekteverwekkers, zoals Phoma en Botrytis.