Rhopalosipum padi
Granen, wintertarwe
In wintertarwe kunnen drie verschillende bladluizen voorkomen: de grote graanluis (Sitobion avenae), de vogelkersluis (Rhopalosiphum padi) en de roos-grasluis (Metopolophium dirhodum). Deze drie soorten zuigen van de graanplanten en kunnen bij voorkomen in grote aantallen een flinke opbrengstreductie tot gevolg hebben.
- De gote graanluis is donkergroen, soms bruinachtig, met zwarte poten en zwarte syfonen. Grote graanluizen overwinteren als eitje op grassen en granen. Deze luis zit voor het uitkomen van de aren op het blad, maar verhuist naar de aren zodra deze zijn uitgkomen.
- De roosgrasluis is lichtgroen met lichte poten. Deze luis overwintert als ei op de roos. Roosgrasluizen zitten vooral op het blad en zelden op de aar.
- De vogelkersluis overwintert op de vogelkers en zit hoofzakelijk op de stengel van de graanplanten.In het voorjaar of voorzomer vliegen gevleugelde luizen vanaf de winterwaardplanten naar de graangewassen. Bij zonnig en warm weer kunnen de bladluizen zich explosief vermeerderen.
Aangetaste planten kunnen plakkerig worden ten gevolge van het afscheiden van honingdauw door de bladluizen. Behalve door zuigschade zijn de bladluizen ook schadelijk vanwege het overbrenge van het gerstevergelingsvuirus.