Lygus pabulinus, L. pratensis, L. rugulipennis, Calocoris norvegicus u.a
Wantsen
Bv. graanwants, mijterwants. Overwegend bij tarwe, ook bij rogge, gerst en andere grassoorten. Classificatie: wantsen, zuigend. Aangetaste plantendelen: halm, blad en aar/pluim.
Ziektebeeld
De graankorrels vertonen lichte vlekken met donkere prikplekken in het midden. De vlekken kunnen bovendien ingezonken of enigszins gewelfd zijn.
Plaaginsect
De volgroeide wantsen (volwassen insecten) zijn ca. 8-10 mm lang, bruinachtig gekleurd en hebben een breed halsschild en afhankelijk van de soort een breed ovale (graanwants) of spits ovale (mijterwants) lichaamsvorm. De larven zien eruit als de volwassen insecten, maar hebben een halfbolvormig lijf.
Relevantie
Het speeksel van de wantsen bevat eiwitafbrekende stoffen. Daarom leidt het zuigen aan de graankorrels ook tot de opbouw van kleefstof en zo tot een verslechterde bakkwaliteit. Het optreden van het plaaginsect wordt door droog en warm weer bevorderd.
Eurygaster maura, Aelia acuminata u.a.
Graanteelt, aardappel, bieten, peulvruchten
Bv. groene appelwants, weidewants, behaarde wants, blindwants. Komen voor bij aardappels, bieten, peulgewassen en talrijke andere plantensoorten.
Classificatie
Wantsen.
Aangetaste plantendelen
Blad.
Ziektebeeld
De bladeren vertonen eerst kleine, lichte vlekken, die later bruin kleuren. Het afgestorven weefsel scheurt open en lost uit de bladeren op, zodat onregelmatig verdeelde gaten ontstaan. Bij sterke aantasting krullen ook de bladeren op en raken misvormd.
Plaaginsect
Volgroeide wantsen (volwassen insecten) zijn ca. 5-7 mm lang, groenachtig gekleurd en hebben tussen hun dekschilden een klein driehoekig schildje. De larven lijken op de volwassen insecten, de vleugels ontwikkelen zich echter pas in de loop van het larvestadium, d.w.z. eerst geen vleugels, dan vleugelstompjes en ten slotte vleugels.
Opmerkingen
Weide- of plantenwantsen worden bij de bestrijding van bladluizen door verschillende producten meegepakt, waardoor een behandeling specifiek voor wantsen meestal niet nodig is. De plaaginsecten trekken bij voorkeur van akkergrenzen of aangrenzend grasland de gewassen in.