Leaf Spots

Bladvlekkenziekte


Alternaria brassicae


Koolsoorten

Ziektebeeld

De schimmel veroorzaakt schade bij opkomst en omvallen van kiemplanten bij kool. Bovendien vertonen zich rondachtige, scherp begrensde vlekken en grijze of bruine concentrische ringen. Aantasting van het blad treedt eerst op de buitenste bladeren op. Sterk aangetaste bladeren vergelen en sterven uiteindelijk af. Ook de bloeiwijzen (bloemkool, broccoli) kunnen aangetast worden.


Ziekteverwekker

De ziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Alternaria brassicae. De ziekteverwekker dringt door gezond weefsel en huidmondjes de plant binnen. Warme en vochtige omstandigheden bevorderen de aantasting. Zelfs in de opslag bij temperaturen van ca. 10°C kan de aantasting erger worden, maar bij 5°C wordt hij stilgelegd. Bij de overdracht van de ziekte is zaad van groot belang.





Cladosporium fulvum


Tomaten

Bij glasgroenten vertonen zich vanaf juni op de bovenzijde van de bladeren geelachtige vlekken. Aan de onderzijde is een groenbruin, fluweelachtig schimmelpluis aanwezig. De bladeren verdorren.


Ziekteverwekker

De ziekteverwekker van bladvlekkenziekte bij tomaat heeft voor zijn ontwikkeling veel warmte en vooral een hoge luchtvochtigheid nodig. Het schimmelpluis bestaat uit de sporendragers en de massaal aanwezige sporen. Deze verspreiden de ziekte zeer snel verder. Aangetaste gewassen kunnen snel tot stilstand komen. Overwintering vindt plaats in de vorm van sporen, die maandenlange droogte en lage temperaturen verdragen. Deze bladvlekkenziekte is een typische ziekte voor kastomaten.





Botryotinia squamosa


Uien

Ziektebeeld

Bladvlekkenziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Botrytis squamosa. Nadat de schimmel het blad is binnen gedrongen, ontstaan geelwitte ingezonken vlekjes (lesies). Als het blad begint af te sterven, kan de schimmel sporen vormen. Om zeker te zijn dat het hierbij om bladvlekken gaat, moet het blad bij een vlek zachtjes tussen duim en wijsvinger worden ingedrukt. Bij bladvlekken ontstaat een scheurtje in de vlek.

Lesies ontstaan dus het eerst op het oudste blad. Dit gegeven is voor controle van het perceel belangrijk. Bladnatduur en relatieve luchtvochtigheid zijn bepalend voor het optreden van de schimmel. Temperaturen tussen 12° en 25° zijn gunstig voor de schimmel. Temperaturen boven 30° kunnen voor de schimmel dodelijk zijn.


Uit onderzoek is gebleken dat de schimmel minimaal een bladnatperiode van 6 uur en gemiddeld zelfs 10 uur, nodig heeft om een lesie te kunnen veroorzaken. Zonder vrij vocht op het blad kan de schimmel geen lesies veroorzaken. Het blijkt dat wanneer 's nachts de bladnatduur onder de 6 uur blijft er geen gevaar is voor sporulatie. Is de bladnatduur meer dan 12 uur, dan zal de volgende ochtend vrijwel zeker een sporenvlucht plaatsvinden.

Tussen de 6 en 12 uur bladnat blijkt de relatieve luchtvochtigheid belangrijk: is de RLV de vorige dag lager dan 70% geweest, dan is er nauwelijks gevaar voor sporenvlucht. Is de RLV boven de 70% geweest, dan kan alsnog een sporenvlucht verwacht worden. De incubatietijd bedraagt slechts enkele dagen. Er bestaan overigens al jaren goede beslissingsondersteunende systemen die aangeven of er een infectiekans is.





Mycosphaerella citrillina


Komkommer

De schimmel kan bladeren, stengels, groeipunten en vruchten aantasten en veroorzaakt hierop bruine of grijzige vlekken. De vruchten kunnen zowel van binnenuit worden aangetast (intern vruchtrot) als aan de buitenkant (extern vruchtrot).


Levenswijze

De schimmel wordt met verschillende namen aangeduid: Didymella bryoniae, Phoma cucurbitacearum en Mycosphaerella citrullina en M. melonis. De schimmel overleeft de winter voornamelijk in zieke plantresten. In het zieke materiaal worden 2 soorten sporen gevormd: conidiën en ascosporen (geslachtelijk gevormde sporen). Verspreiding van ascosporen gebeurt voornamelijk via de lucht en die van conidiën via waterdruppels. Voor het vrijkomen van sporen en infectie van bladeren en stengels is een hoge luchtvochtigheid of zelfs een waterfilm nodig. Intern vruchtrot ontstaat doordat de schimmel via het bloempje (stempel) de vrucht binnendringt. Voor aantasting van stengels, oudere bladeren en de buitenkant van vruchten (extern vruchtrot) zijn beschadigingen (wonden) nodig.





Mycosphaerella citrillina


Chrysant


Septoria of bladvlekkenziekte is een schimmelziekte, die in chrysant schade aanricht. De ziekte is vooral buiten een probleem of in de kas bij een slecht watergeefsysteem.


Bij het begin van de aantasting ontstaan kleine, chlorotische bladvlekjes met een bruin necrotisch centrum. Daaruit ontstaan grote, scherp begrensde ronde donkere vlekken van een grootte van 0.5 - 2cm. Vaak zijn de vlekken omgeven door een gele rand. Later vloeien de vlekken samen, treedt er vergeling op, waarna de bladeren vroegtijdig afsterven. De eerste aantasting vindt plaats op de oudste bladeren. Op de oudste bladeren zijn de vlekjes grijsbruin van kleur. Op de vlekken kunnen de sporenhouders worden waargenomen in de vorm van zwarte puntjes.


Levenswijze

De schimmel kan overwinteren op plantbedden buiten. De schimmel ontwikkelt onder vochtige omstandigheden (bijvoorbeeld na een gietbeurt waarbij het gewas lang nat blijft) in het blad pycniden (sporenhouders). In de pycniden worden ongeslachtelijke sporen (conidiën) gevormd die onder vochtige omstandigheden worden verspreid. Voor kieming van de sporen en infectie van het blad is een langdurige blad/natperiode van minimaal 12 uur nodig.


De verspreiding kan plaatsvinden door wind, gietwater en tijdens werkzaamheden in het gewas. Als het gewas meer dan 12 uur na blijft kunnen sporen kiemen. Bij een ruimtetemperatuur van 18 - 21oC is de plant binnen 24 uur geïnfecteerd. De schimmel kan overleven op dood plantmateriaal.





Drechslera- en Ascochyta soorten


Graszaadteelt


Schimmels behorend tot de geslachten Drechslera en Ascochyta kunnen in verschillende grassoorten bladvlekkenziekte veroorzaken. Er bestaan duidelijke verschillen in vatbaarheid tussen de rassen. De schimmels gaan over met het zaad. Vanuit aangetast zaad groeit een besmette kiemplant waarop sporen worden gevormd die via regen en wind worden verspreid. Deze sporen kunnen de nog niet besmette planten infecteren. In gelegerde gewassen kunnen bloeiwijzen en het nieuwe zaad worden geïnfecteerd.



Bij de raaigrassen ontstaan op het blad kleine, bruine vlekken die zich langs de nerven uitbreiden en versmelten tot netvormige vlekken. In het voorjaar en de vroege zomer zijn deze schimmels voornamelijk te vinden op het afstervende gras, onderin het gewas.


Bij de beemdgrassen zijn de vlekjes aanvankelijk donkerpaars-bruin; deze groeien in de lengterichting uit tot vrij grote vlekken. De grote vlekken vallen op door een licht centrum dat omgeven is door een donkerbruine tot purperbruine rand. De aantasting kan zich ook uitbreiden tot bloeistengel en bloeiwijze.



Product aanbevelingen

Rode biet (voor Alternaria brassicae)

Knolselderij (voor Alternaria brassicae)

Augurk (voor Cladosporium fulvum)

Courgette (voor Cladosporium fulvum)

Komkommer (voor Cladosporium fulvum)

Zaaiui (voor Botryotinia squamosa)

Eerstejaars plantui (voor Botryotinia squamosa)

Tweedejaars plantui (voor Botryotinia squamosa)

Zilverui (voor Botryotinia squamosa)

Picklers (voor Botryotinia squamosa)

Zaaisjalot (voor Botryotinia squamosa)

Plantsjalot (voor Botryotinia squamosa)

Knoflook (voor Botryotinia squamosa)