Gloeosporium album, Gloeosporium perennans
Gloeosporium
Ziektebeeld
Op de aangetaste vruchten ontstaan cirkelronde, scherp begrensde, bruine, rottende plekken. Vaak zijn er meerdere rotte plekken op een en dezelfde vrucht te vinden. De vruchtrot treedt in het algemeen pas na de oogst, in de opslag of tijdens het vermarkten, op. Uit oudere rotte plekken komen bij voldoende luchtvochtigheid melig-witte vruchtlichamen te voorschijn. Vooral de appelrassen Cox Orangenrenette en Golden Delicious, en de perenrassen Williams Christ en Conference worden aangetast.
Ziekteverwekker
Gloeosporium-schimmel: Gloeosporium perennans (is hetzelfde als G. malicorticis; het gaat om de conidiënvorm van Pezicula malicorticis), Gloeosporium album (is hetzelfde als Phlyctaena vagabunda). Als infectiebron komen afgestorven stukjes twijg, wondjes (incl. bladlittekens) en vruchtmummies in aanmerking, waarop de Gloeosporium-schimmels saprofytisch leven. Van hieruit komen de gevormde conidiën door neerslag en waarschijnlijk ook door insecten op de vruchten terecht. Bij voldoende vochtigheid (herfstregen, mist, dauw) kiemen de conidiën, vormen promycelia en dringen via verkurkte plekken (lenticellen) en wondjes de schil in. Hier verblijft de schimmel als appressorium net zolang volledig inactief, totdat de vrucht een vergevorderd rijpingsstadium heeft bereikt en niet meer genoeg weerstand heeft tegen de schimmel.
Relevantie
Omdat de schimmel ook bij relatief lage temperaturen nauwelijks minder hard groeit, wordt hij vooral in de gekoelde opslag gevreesd. Er kunnen verliezen van meer dan 70% ontstaan. Vaak is pas door gerichte bestrijding van Gloeosporium een economisch haalbare gekoelde opslag van bepaalde appel- en perenrassen mogelijk. Ook bij verliezen door rotting in opslagruimten met natuurlijke condities spelen Gloeosporium-schimmels, met name Gloeosporium fructigenum, een grote rol.