Lamsteligheid
Lamsteligheid
Lamsteligheid is een fysiologische verstoring, waarvan de oorzaken niet eenduidig te verklaren zijn. Een mogelijke oorzaak is een disbalans tussen magnesium- en/of calciumionen enerzijds en kaliumionen anderzijds, die bij waterstress voor het begin van de rijping tot ontwikkeling van symptomen leidt. Volgens de regulatietheorie is de hormoonhuishouding in de plant, die afhankelijk is van de bevruchting en daaropvolgende ontwikkeling van de druif, verantwoordelijk voor de vroegtijdige vorming van scheurweefsel. Het ontbreken van bodembegroeiing, een te hoog stikstofaanbod, weelderige groei en veel druiventrossen verhogen het risico op de ziekte. Bijzonder gevoelige rassen zijn Riesling, Bacchus, Faber, Kerner, Optima, Traminer en Trollinger, terwijl Silvaner en Bourgogne-rassen relatief goed bestand zijn tegen de ziekte.
Ziektebeeld
Bij het begin van de rijping, d.w.z. ongeveer tussen 30 en 60 Oechsle, vormen zich op de trosstelen donkere puntvormige of langgerekte vlekken, die in het weefsel zinken. De necrotische plekken breiden zich snel uit en omsluiten zowel de hoofd- als zijwaartse trosstelen ringvormig. De overgang van het beschadigde, verdroogde weefsel naar het gezonde weefsel is scherp begrensd (vgl. steelrot: vloeiende overgang van ziek naar gezond weefsel; natrot). De afgesnoerde onrijpe druiven schrompelen ineen. Naderhand nestelt zich vaak Botrytis in het weefsel. De stelen scheuren op de ingesnoerde plaatsen af en de trossen vallen op de grond.