Downey Mildew

Meeldauw, valse


Peronosporaceae


Vollegrondsgroenten

Voorkomen

Naast verschillende koolsoorten tast valse meeldauw ook andere cultuurplanten, zoals sla, radijs, uien, erwten en spinazie aan. Valse meeldauw tast een gewas in elk groeistadium aan. Van de eerste groeifases in het voorjaar tot latere fases in de winter kan valse meeldauw opbrengstverliezen veroorzaken.

Bij kool, radijs: Peronospora brassicae.

Bij sla: Bremia lactucae.

Bij erwten: Peronospora pisi.

Bij komkommer: Pseudoperonospora cubensis.

Bij spinazie: Peronospora farinose sp. spinaciae (Wolf).


Ziektebeeld

Op de bovenzijde van de bladeren veroorzaakt de schimmel geelachtige tot bruine vlekken. Op de onderzijde van de bladeren is een witte sporenlaag te zien. Door zijn korrelig uitziende structuur is deze laag gemakkelijk van aantasting met echte meeldauw te onderscheiden. Op de bladeren van komkommer worden in het begin aan de bovenzijde van de bladeren krachtig geel verkleurde vlekken zichtbaar, later kleuren deze bruin. Bij rettich en radijs vormt de schimmel naast de bladsymptomen op de knollen bruine tot zwarte vlekken, die zich vaak lintvormig om de knol sluiten.


De schimmel kan via zaaizaad overgedragen worden. De eerste infecties kunnen echter ook plaatsvinden door overwinterende wintersporen, de zogenaamde oösporen, die zich op plantenresten in de grond bevinden. De schimmel wordt hoofdzakelijk overgedragen door sporen (sporangia). Deze worden over grote afstand door de wind vervoerd. De ideale leefomstandigheden voor de schimmel zijn matige temperaturen en een hoge luchtvochtigheid.





Peronsporoa farinosa f. sp. spinaciae


Spinazie, snijbiet

Ziektebeeld

Op de bovenzijde van de bladeren vormen zich lichte, iets gewelfde vlekken, waartegenover op de onderzijde van de bladeren een grijspaars schimmelpluis ligt. Bij aangetaste spinazie leidt dit tot stagnatie van de groei.


Ziekteverwekker

Valse meeldauw behoort tot een van de belangrijkste ziekten in de spinazieteelt. Verspreiding vindt plaats via schimmelsporen, die met regendruppels of door de wind verspreid worden. Bij temperaturen van 8-18°C worden de meeste sporen gevormd, terwijl een temperatuur van 9°C optimaal is voor het kiemen van de sporen. Koel weer met veel neerslag biedt de ziekteverwekker dus optimale omstandigheden om zich te ontwikkelen.





Peronospora destructor


Uien, sjalotten

Ziektebeeld

Op de bladeren ontstaan langgerekte, door een paarsgrijs sporenlaagje bedekte vlekken, die naar de scheuttop toe steeds vaker voorkomen. Dit symptoom valt vooral op bij dauw in de ochtenduren. Wanneer het sporenlaagje ontbreekt, zijn de bleekgrijze verkleuringen van het uienloof zichtbaar. Het loof sterft bijna volledig af, wat een lagere uienopbrengst en een kortere houdbaarheid tot gevolg heeft.


Ziekteverwekker

De ziekteverwekker Peronospora destructor treedt vooral op bij vochtig weer. Hij overwintert in winteruien. Verspreiding vindt plaats door conidiën. Voor de kieming hebben de sporen een waterfilm op het blad en een zeer hoge luchtvochtigheid nodig. De sporulatie is bij 13°C het grootst en bij temperaturen onder de 7°C of boven de 25°C aanzienlijk minder. Bij een luchtvochtigheid lager dan 80% stopt de sporulatie.





Peronospora parasitica


Rettich, Radijs

Ziektebeeld

Op de bovenzijde van de bladeren ontstaan geelachtige tot bruinachtige vlekken, waar tegenover bij lang aanhoudend vochtig weer op de onderzijde een witachtig schimmelpluis ligt. De zaadlobben zijn bijzonder gevoelig. Ook kunnen de knollen grijszwart kleuren. In sommige gevallen ontwikkelt de ziekteverwekker zich ook nog in de voor verkoop gereed liggende plastic zakken. Op de radijzen en rettichs zelf vormen zich op het bovenste gedeelte ruwe, zwarte plekken.


Ziekteverwekker

De ziekteverwekker brengt overwegend schade toe aan radijs. Aantasting vindt voornamelijk plaats in herfst- en wintergewassen, wanneer de gewassen langer vochtig blijven. De ziekteverwekker kan via zaaizaad overgedragen worden. Een temperatuur van 23°C en afwisselend lichte en donkere perioden bevorderen de kieming van de oösporen.





Peronospora brassicae


Koolsoorten

Ziektebeeld

De zaadlobben en eerste bladeren worden aangetast en vertonen aan de bovenzijde geelachtige vlekken, waarop op de onderzijde een witgrijs schimmelpluis zit. Dit leidt tot aanzienlijke groeistagnatie tijdens de teelt, maar zelden tot totale uitval. Bij bloemkool kunnen ook oudere bladeren aangetast worden.


Ziekteverwekker

Een hoge luchtvochtigheid bevordert aantasting door de schimmel Peronospora brassicae. Deze schimmel kan zich binnen een breed temperatuurbereik ontwikkelen, maar de conidiën gaan dood bij meer dan 6 uur achter elkaar zonlicht.





Plasmopara viticola


Druiven

Valse meeldauw kan in principe alle groene delen van de wijnstok, voor zoverre deze huidmondjes bezitten, aantasten. De door de schimmel veroorzaakte verliezen variëren van verlies van de totale oogst tot aan ernstige verzwakking van de stokken, die nog meerdere jaren invloed kan hebben.


Ziekteverwekker:

Op jonge bladeren bevinden zich op de bovenzijde ronde, geelachtig verbleekte, olieachtig glanzende vlekken, de zogenaamde olievlekken. Aan de onderzijde van de bladeren vormt zich op deze vlekken een dicht, wit schimmelpluis. Bij aantasting van oudere bladeren ontstaan zogenaamde mozaïekvlekken: de infectiehaarden blijven klein en worden rondom door de bladnerven begrensd. Bij sterke aantasting kleuren de bladeren bruin en vallen af (bladvalziekte). Aan de bloemtrossen, jonge druiven, groene scheuten, bladstelen en ranken ontstaat dezelfde schimmelpluis als onder de olievlek. Aangetaste delen van de wijnstok worden bruin en sterven af. Wanneer de druiven erwtgroot zijn, dringt de schimmel de druiven binnen. Er ontstaat dan geen witte schimmelpluis meer, maar de druiven kleuren blauwpaars en drogen in (de zogenaamde 'leerdruiven').


Ontwikkeling van de schimmel:

De schimmel overwintert als dikwandige oöspore in het afgevallen loof. De wintersporen zijn zeer goed bestand tegen koude, vochtigheid en droogte en kunnen decennia lang levensvatbaar blijven in de bodem. De sporen veroorzaken de eerste infectie van de wijnstok in het voorjaar. Wanneer de omstandigheden voor valse meeldauw daarna gunstig zijn, kan de ziekte zich vroegtijdig massaal verspreiden. Hoe vochtiger de maanden april en mei, des te vroeger een primaire infectie met valse meeldauw kan optreden. De wintersporen kiemen alleen bij vochtig weer (10 mm neerslag) en bij een gemiddelde 24-uurstemperatuur van minstens 8°C. Aan het einde van de kiembuis wordt een eivormige, sporenvormende cel (primair sporangium) gevormd. Door opspattend regenwater komt deze cel op de jonge bladeren terecht en geeft na openspringen van haar omhulsel de zwemsporen (zoösporen) vrij. De geteisterde zoösporen komen met de waterfilm bij de huidmondjes van de bladeren terecht, hopen zich daar op en leiden tot een infectie. De gevormde kiembuis dringt in het binnenste van het plantenweefsel en groeit in de ruimte tussen de cellen. Na een bepaalde periode (incubatietijd) is de aantasting als 'olievlek' op het blad zichtbaar. De incubatietijd is afhankelijk van de buitentemperatuur en kan tussen de 4 en 18 dagen bedragen. Bij voldoende luchtvochtigheid leidt dit tot een uitbraak (sporulatie) van valse meeldauw. De op de onderzijde van de bladeren zichtbare witte schimmelpluis draagt duizenden conidiën, die al bij de geringste luchtbeweging over lange afstanden vervoerd kunnen worden. Wanneer zij terechtkomen in regen- of dauwdruppels, laten zij 5-8 zwemsporen, die weer voor verdere infecties (secundaire infecties) zorgen, vrij. Het aantal infectiecycli is afhankelijk van het weer gedurende het jaar; bij gunstige omstandigheden (vochtig, warm en donker) kan het infectieproces zich vijf tot acht keer in een jaar herhalen. De in de late zomer gevormde wintersporen worden zowel in de mozaïekvlekken als in de verschrompelde druiven (leerdruiven) gevormd. Uitbraak van valse meeldauw vindt plaats in het donker onder hoge luchtvochtigheid en een temperatuur van minstens 12°C. Door de infectieomstandigheden vast te stellen en de daarop volgende incubatietijd te berekenen, kan het moment van de volgende potentiële uitbraak bepaald worden.





Pseudoperonospora spp


Glastuinbouw

De aantasting treedt meestal op aan jonge plantendelen. De symptomen komen zowel voor op blaadjes, stengels, bloemsteel, kelk- en kroonblaadjes. Aangetaste blaadjes krijgen paarsachtig-rode tot grauw-zwarte vlekken. Later vergeelt het hele blad en valt snel af. Aan de onderkant van het blad zit vuilwit schimmelpluis. De eerste symptomen lijken vaak op verbranding door gewasbeschermingsmiddelen. Ook op stengels en bloemstelen ontstaan bruin-rode tot bruin-zwarte langgerekte vlekken die qua grootte enkele mm tot 2 cm of langer kunnen zijn.


Ziekteverwekker

Valse meeldauw ontwikkelt optimaal onder vochtige omstandigheden. De meeldauwsporen hebben een dun laagje water op het blad nodig om te kiemen en in de plant te dringen. De sporen zijn kwetsbaar en hooguit enkele weken levenskrachtig. Via de huidmondjes dringt de schimmel in de plant. Indien er een lagere relatieve luchtvochtigheid van 85% of lager wordt gerealiseerd is de kans op infectie klein. De sporenvorming verloopt optimaal bij een temperatuur van 18oC. Geen ontwikkeling vindt er plaats bij een lagere temperatuur dan 5oC en een temperatuur die hoger is dan 27oC. Het schimmelweefsel (mycelium) groeit in tegenstelling tot echte meeldauw, in het plantenweefsel en de sporendragers steken via de huidmondjes naar buiten. De sporen, die op de sporendrager worden gevormd, laten door luchtbeweging of tijdens de watergift los en veroorzaken weer nieuwe infecties. In het aangetaste weefsel vormt de schimmel dikwandige rustsporen die in de grond kunnen overwinteren. Met deze sporen kan de schimmel lang overleven. Na verrotting van plantenweefsel komen die sporen vrij en kunnen voor nieuwe infecties zorgen.


Relevantie

Valse meeldauw is een schimmelziekte, die in verschillende gewassen schade kan aanrichten. Deze schimmel kan met name in het najaar, als de luchtvochtigheid hoog is problemen veroorzaken.



Product aanbevelingen

Spinazie (voor Peronosporaceae)

Sluitkool (voor Peronosporaceae)

Spruitkool (voor Peronosporaceae)

Bloemkool (voor Peronosporaceae)

Broccoli (voor Peronosporaceae)

Koolrabi (voor Peronosporaceae)

Kruidenteelt (voor Peronosporaceae)

Coniferen (voor Peronsporoa farinosa f. sp. spinaciae)

Zaaiui (voor Peronospora destructor)

Eerstejaars plantui (voor Peronospora destructor)

Tweedejaars plantui (voor Peronospora destructor)

Zilverui (voor Peronospora destructor)

Picklers (voor Peronospora destructor)

Zaaisjalot (voor Peronospora destructor)

Plantsjalot (voor Peronospora destructor)

Prei (voor Peronospora destructor)

Bosui (voor Peronospora destructor)

Knoflook (voor Peronospora destructor)