Ontginningsziekte, kopergebrek
Ontginningsziekte, kopergebrek
Overwegend bij haver, zelden bij gerst en tarwe.
Ziektebeeld
De gebreksverschijnselen worden altijd eerst bij jonge, nog groeiende plantendelen zichtbaar. De plant reageert met verwelkingsverschijnselen, omdat het watertransport beperkt wordt. De bladtoppen en - randen worden wit en verdrogen. Bovendien draaien de bladtoppen om hun as en rollen op. Bij ernstig kopergebrek worden verschrompelde korrels of lege aren/pluimen gevormd of blijft de pluimvorming volledig achterwege. Door algehele verzwakking van het plantenweefsel vertonen de gewassen een sterke neiging tot legering.
Relevantie
Het sporenelement koper is meestal in moeilijk oplosbare vorm in de grond aanwezig. Vooral op humeuze, voedselarme zandgronden of kalkrijke anmoor- en veenachtige gronden bestaat er gevaar voor kopergebrek. Een tekort aan koper wordt versterkt door bekalken of hoge stikstofgiften. Door de wisselwerking met andere sporenelementen, zoals mangaan en ijzer, wordt de beschikbaarheid in de grond verminderd. Schade treedt vooral op bij droogte tijdens de beginontwikkeling.