Schade aan druivenschil
Roestvlekken, verbranding: Soms treedt er door gewasbeschermingsmiddelen in verschillende mate schade aan de druivenschil op. Ongunstige weersomstandigheden en een in het algemeen tijdelijke overgevoeligheid van rijpende druiven resp. bepaalde druivenrassen kunnen deze schade verergeren. Bij koel en vochtig weer drogen de trossen na toediening slechts langzaam. De druppels van de vloeistof vloeien samen en er ontstaan grote concentraties van het betreffende preparaat op de druivenschil, die roestvlekken op de druiven veroorzaken.
Wanneer een spuitproces met weinig vloeistof gebruikt wordt, drogen de trossen sneller en zijn dergelijke beschadigingen uiterst zeldzaam. Stopbespuiting met enkele oïdium-preparaten tasten het schimmelmycelium op de druivenschil aan; schade blijft als verkurking van het weefsel zichtbaar. Sommige beschadigingen van de druivenschil ontstaan doordat de kleinste spuitdruppels als een vergrootglas fungeren en het onderliggende weefsel als gevolg van oververhitting afsterft. De meeste beschadigingen worden echter veroorzaakt door onjuist gebruik van producten. Er is grote kans op schade, wanneer de voorgeschreven concentratie gewasbeschermingsmiddel niet aangehouden wordt, de producten op het verkeerde moment toegediend worden of de producten niet in geadviseerde tankmengsels uitgebracht worden.