Septoria Leaf Spot

Septoria bladvlekkenziekte


Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola


Granen, tarwe

Ziektebeeld

Al op de onderste bladeren vertonen zich onregelmatige tot ovale, necrotische plekken, die op de bladranden vaak streperig zijn. Het bladgroen licht rondom de aangetaste plekken meer of minder uitgesproken op, de bladeren sterven voortijdig af en verdorren. Wanneer met een loep gekeken wordt, zijn de in rijen gerangschikte, zwarte pycnidia (vruchtlichamen) te zien. De verkleuringen gaan ook op de halmknopen en de halmen over, aantasting van de aar treedt zelden op. Bij tarwe treedt S. tritici vaak samen met S. nodorum op.


Relevantie

Het verdorren van aangetaste bladdelen resp. hele bladeren vermindert de assimilatie en veroorzaakt vanwege een daling van het DKG aanzienlijke opbrengstverliezen. De periode van infectie tot de vorming van de eerste voortplantingsorganen bedraagt bij 15-20°C 21-28 dagen. De ziekteverwekker is echter ook bij lage temperaturen zeer agressief, zodat hij zich ook bij mild winterweer verspreidt. In tegenstelling tot S. tritici zijn er bij tarwe met betrekking tot de gevoeligheid aanzienlijke verschillen tussen de rassen. Bladseptoria komt wereldwijd algemeen voor als gevaarlijke bladziekte, waarbij de ziekteverwekker in maritieme klimaten (kwelders), maar ook in gemiddeld hoge berggebieden het vaakst voorkomt. De ziekte heeft door intensieve teelttechnieken en een veranderend scala aan rassen aan betekenis gewonnen.





Septoria apiicola, S. petroselini, S. lactucae, S. birgitae


Vollegrondsgroetenteelt

Voorkomen

Septoria-bladvlekken treden voornamelijk op bij sla, selderij en peterselie. Ten onrechte wordt de door Septoria apiicola veroorzaakte ziekte bij selderij ook wel 'selderijroest' genoemd. De verwante schimmel S. petroselini veroorzaakt een gelijksoortige ziekte in peterselie. Bij sla treden hoogstwaarschijnlijk twee verschillende Septoria-soorten op. Septoria lactucae en S. birgitae.


Symptomen

Selderij: Op de bladeren verschijnen geelgroene tot roestbruine vlekken met kleine, zwarte puntjes. De bladeren vergelen en verdorren, zodat later alleen nog de hartbladeren aanwezig zijn. De knollen blijven klein. Op de bladstelen en de stengels van de bleekselderij zijn de vlekken in de lengte uitgespreid. Hierdoor ontstaan ook problemen bij gebruik als gebonden of gesneden product.

Sla: In het begin vertonen zich kleine, gele, later bruine vlekken; de meeste zijn aan de rand van de buitenste bladeren te vinden.


Ziekteverwekker

De schimmel overwintert op zaad en bladresten in de bodem. Meestal komt de ziekteverwekker via jonge planten op de akker terecht. De zwarte puntjes op de bladvlekken zijn de sporendoosjes van de schadelijke schimmel. Worden zij door water bevochtigd, dan geven zij een groot aantal sporen vrij, die over de andere planten in het gewas verspreid worden. In regenachtige zomers kan deze ziekte zich daarom sterk uitbreiden. Zij is de belangrijkste schimmelziekte bij selderij.



Product aanbevelingen

Wintertarwe (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)

Triticale (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)

Zomertarwe (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)

Bleekselderij (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)

Mierikswortel (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)

Rode biet (voor Septoria tritici = Mycosphaerella graminicola)