Tobacco Rattle Virus

Tabaksratelvirus


Tobacco Rattle Virus (TRV)


Bloembollen


De symptomen bestaan uit lichtgroene tot grijze, ruitvormige tot streepvormige vlekken die zich vanuit de bladbasis over het gehele bladoppervlak kunnen ontwikkelen.


In de bloemen van donker gekleurde cultivars zijn licht- en donkergebroken, ovaalvormige vlekken zichtbaar, terwijl zich bij witte en gele cultivars glazige en doorschijnende symptomen kunnen voordoen. Bij een ernstige aantasting is de bloem misvormd en kan de plant dwerggroei vertonen. Bij een milde aantasting zijn symptomen alleen in de bloemen zichtbaar.


In de bladeren worden de symptomen gevormd vanaf het tweebladig stadium tot en met de bloei. Symptomen op het blad kunnen na de bloei minder zichtbaar worden. Tijdens de bloei zijn de symptomen, behoudens een enkele uitzondering, beperkt tot de bloemen.


Als de aantasting tijdens het teeltseizoen heeft plaatsgevonden, dan treden de symptomen pleksgewijs op. Verspreid staande zieke planten duiden er op dat de aantasting in het vorige teeltseizoen heeft plaatsgevonden.


Levenswijze

Het tabaksratelvirus wordt in de grond verspreid door vrijlevende aaltjes van het geslacht (Para)Trichodorus, die voorkomen in zand- en lichte zavelgronden. Verschillende serotypen van het tabaksratelvirus zijn specifiek gebonden aan verschillende Trichodoridae-soorten.


Een eerstejaarsaantasting kan optreden als vatbare cultivars vroeg in de herfst (oktober) worden geplant op zand- of lichte zavelgrond waarin een besmette populatie van trichodorusaaltjes voorkomt. De aantasting wordt bevorderd door een tussenteelt van Italiaans raaigras en gele mosterd als zogenaamde tussengewassen. Bladrammenas heeft echter als tussengewas een remmend effect op het optreden van de ziekte.


Tabaksratelvirus komt bij nateelt van zieke planten in het volgende seizoen in verschillende mate terug. Het virus gaat in wisselende, maar meestal hoge percentages, over op de nakomelingschap van aangetaste bollen.


Tussen cultivars bestaan grote verschillen in vatbaarheid voor het tabaksratelvirus. Vatbaarheid is gevonden in cultivars van verschillende groepen, met uitzondering van de laat-bloeiende tulpen.


Het virus heeft een zeer brede waardplantenreeks, onder andere vele onkruidsoorten en bolgewassen als fresia, gladiool, hyacint, krokus en narcis.





TRV

Tabaksratel komt bij meer dan honderd plantensoorten voor. Daaronder zijn gewassen als tarwe, gerst, mais, aardappelen, suikerbieten, uien, stamslabonen, peen en een aantal bolgewassen. Daarnaast komt dit virus ook voor bij groenbemestingsgewassen als gele mosterd, Facelia, Italiaans raaigras, Engels raaigras, winterrogge en meerdere klaversoorten. Ook van onkruidsoorten als muur en herderstasje is bekend dat ze met TRV besmet kunnen raken.


In aardappelen kan tabaksratelvirus in knollen van gevoelige rassen leiden tot kringerigheid. Dit bestaat uit stippen, ringen of bogen van kurkachtig, roodbruin weefsel.


Meestal is deze aantasting alleen ná doorsnijden van knollen zichtbaar. Slechts in uitzonderlijke gevallen is de aantasting zo sterk dat deze aan de buitenzijde van de knol te zien is. In het loof kan TRV leiden tot 'bontachtige' symptomen.
In Nederland zijn er normen voor de mate van aantasting door kringerigheid. Pootgoed wordt afgekeurd als méér dan 6 procent van de knollen kringerigheid vertoont. Bij consumptiepartijen wordt door verwerkende industrie meestal een norm van 2 procent gehanteerd. Voor zetmeelaardappelen zijn geen normen bekend.

Tabaksratelvirus wordt overgebracht door aaltjes die behoren tot de geslachten Trichodorus of Paratrichodorus. In Nederland komen hiervan 10 soorten voor en daarvan zijn P. teres, P. pachydermus en T. primitivus het meest belangrijk. P. teres komt vooral voor op zeer lichte mariene zand- en zavelgronden in Flevoland, de Wieringermeer, Texel en in het zuidwesten van het land. P. pachydermus komt voor op dekzanden in heel Nederland en T. primitivus komt vooral voor op zavelgronden in het noorden en zuidwesten van het land. Deze drie aaltjessoorten kunnen allemaal tabaksratelvirus overbrengen. Er zijn meerdere typen TRV, maar elke aaltjessoort brengt maar één virustype over.