Blind seed

Zadenziekte, blinde


Gloeotinia temulenta


Graszaad


Deze schimmelziekte is in raaigraspercelen altijd wel latent aanwezig zonder veel schade te doen. Onder specifieke omstandigheden (in natte zomers) kan zich een sterke opbouw van de ziekte voordoen. Volgroeide en op het oog gezonde zaden hebben dan een lage kiemkracht, die te wijten is een besmetting met de blinde-zadenziekte.


De schimmel gaat door middel van geïnfecteerde zaden met het zaaizaad over in de grond. In het voorjaar ontstaan kleine paddestoeltjes waaruit sporen vrijkomen die met de luchtstroming gedurende de bloei een schimmelinfectie aan het vruchtbeginsel veroorzaken. De nieuw gevormde zaden worden dan weer met de schimmel overwoekerd, waardoor het zaad zijn kiemkracht verliest. Hoewel zwaar aagetaste zaden veelal lichter zijn, is het effect van schonen beperkt.


Infectie kan dus alleen plaatsvinden als het gras bloeit in de periode dat de schimmel sporen maakt. In Nederland komt de ziekte voor bij Italiaans- en Westerwolds raaigras, zowel in diploid als tetraploïd zaad en in vroeg bloeiende selecties van Engels raaigras. Daarnaast wordt het sporadisch in roodzwenkgras en rietzwenkgras waargenomen.


Gezond uitgangsmateriaal is een eerste vereiste.