Fusarium oxysporum
Zuur
Een door fusarium geinfecteerde tulpenbol verandert: de cellen gaan kapot en daardoor wordt de bol een stuk lichter van gewicht, de buitenkant wordt harder en de bol krimpt ook een beetje. De bol gaat stinken, verspreidt een zure lucht. Afhankelijk van de plaats van aantasting en de teelt veroorzaakt Fusarium oxysporum verschillende symptomen (tijdens de bewaring, op het veld en tijdens de broei).
Levenswijze
De schimmel Fusarium oxysporum vormt op aangetast weefsel overvloedig kleine, ovale of boonvormige sporen. De schimmel groeit goed bij temperaturen tussen ongeveer 10 en 30°C, maar temperaturen van 20-25°C zijn het gunstigst voor groei en sporenvorming. Bij voldoende vocht kiemen de sporen binnen 24 uur; zij zijn verscheidene maanden bestand tegen droogte bij temperaturen van 15-25°C. Bevochtigde sporen worden door sterk drogen gedood. Door middel van de sporen kan de schimmel zich gemakkelijk massaal verspreiden. Tijdens het verwerken en bewaren van de oogst worden de sporen gemakkelijk verspreid via water, handen of machineonderdelen, of door de lucht. Indien zij op het beschadigde oppervlak van nog natte bollen terechtkomen, kunnen de sporen snel kiemen en de buitenste bolrok infecteren.
Verspreiding van de ziekte vanuit ziek geplante bollen via de grond naar gezonde omstanders is ook goed mogelijk.
De schimmel kan ten minste 6 jaar in de grond in leven blijven in afwezigheid van de tulp, waarschijnlijk vooral in de vorm van rustsporen. Besmetting vanuit de grond kan bij een onvoldoende ruime vruchtwisseling mede een rol spelen bij de verspreiding van de ziekte. Infectie van jonge bollen wordt door een bodemtemperatuur van 15°C en hoger gedurende de laatste paar weken vóór de oogst in sterke mate begunstigd.
Relevantie
Fusarium oxysporum komt voor in diverse gewassen.
Tulp: het veroorzaaktgrijze, ingezonken plekjes met een donkere rand eromheen. Op het aangetaste bolrokweefsel is vaak wit tot lichtroze schimmelpluis te zien. De aantasting trekt meestal de hele bol door. Aangetaste bollen verspreiden een kenmerken zure geur. Uiteindelijk verdrogen aangetaste vollen en worden ze hard en kalkachtig.
Lelie: het veroorzaakt lichte tot donkerbruine plekke aan de top, zijkant of bij de inplantingsplaats van de schubben. Als ook de bolbodem wordt aangetast (bolrot), kunnen de schubben loslaten. de schimmel Cylindrocarpon kan een rol spelen bij een aantasting.
Hyacint: het veroorzaakt op de wortelkrans en bolbodem kurkachtige, lichtbruine plekken met scheuren en kloven. De schimmel kan ook de butenste bolrokken aantasten waardoor vethuidigheid ontstaat. Tenslotte kan de schimmel na de oogst ook de bolrokken aantasten (bolrot). Daarbij ontstaat geelbruin bolrokweefsel bedekt met wit schimmelpluis.
Gladiool: de knolrot is te herkennen aan bruine plekken op het knolweefsel waarin concentrische ringen zichtbaar zijn. daarop is onderhuids soms wit schimmelpluis zichtbaar. Ook kan de knolbodem en het centrale deel van de knol zijn aangetast. Meestal breidt een aantasting zich gelijkmatig uit naar één kant van de knol. Aangetaste knollen verdrogen en verstenen