Wij werken aan kennis rond de inzet van resistente rassen

Wij werken aan kennis rond de inzet van resistente rassen

Rassen met een resistentie tegen Phytophthora zijn onmisbaar voor de aardappelteelt van de toekomst. Maar, wat mogen telers er nou precies van verwachten en blijven de resistenties overeind? “Er leven veel vragen, maar ook veel fabels”, constateert Anita van Bergeijk, agronoom bij Agrico. We vroegen haar om tekst en uitleg.


Al 35 jaar werkt Agrico in haar kweekprogramma volop aan het ontwikkelen van aardappelrassen met een verhoogde weerstand tegen Phytophthora. Dat werpt zijn vruchten af. Het handelshuis heeft inmiddels een keur aan rassen met een resistentie beschikbaar, die ze onder het label Next Generation op de markt brengt. Tot dusver konden die vooral op belangstelling rekenen van biologische telers, al groeit ook de belangstelling in de gangbare teelt, mede dankzij de vraag naar deze rassen in het buitenland.


Dankzij het convenant in de biologische sector, waarin supermarktketens zich binden aan het volledig overschakelen op ‘robuuste rassen’ in het biosegment, zet de opmars van de rassen gestaag door en ontstaat er steeds meer keuze. Toch blijft de teelt een uitdaging. Veel biologische telers moesten in 2024 hun aardappelpercelen vroeg doodmaken, omdat ze werden aangetast door de aardappelziekte. Het was een jaar waarin ook gangbare telers grote moeite hadden om hun gewassen gezond te houden. Voor hen zou het gebruik van sterkere rassen een uitkomst kunnen zijn als onderdeel van een geïntegreerde teeltstrategie (ICM). Agronoom Anita van Bergeijk is betrokken bij het verkennen van de mogelijkheden.


Anita van Bergeijk, agronoom bij Agrico: ‘De grootste winst van een resistent ras zit hem aan de start van het seizoen’


Eerst even over de biologische teelt: ook veel robuuste rassen moesten dit jaar vroeg worden doodgemaakt. Zijn ze wel zo robuust?


,,Het teeltjaar 2024 was een jaar waarin de omstandigheden voor Phytophthora al vroeg in het seizoen optimaal waren. Het afweermechanisme van een plant met zo’n resistentiegen moet dan vol aan de bak. Als het gen tegen Phytophthora werkt, zie je eerst kleine bruine stipjes, die lijken op Alternaria. Op dat moment is er nog niets aan de hand. Die stipjes laten juist heel mooi zien hoe de resistentie werkt: de aardappel herkent de aanwezigheid van een phytophthoraspore en laat direct de omliggende cellen afsterven, zodat de ziekteverwekker zich niet kan uitbreiden. Het gaat pas mis, als er toch ergens een doorbraak plaatsvindt en je ook schimmelpluis ziet. Op dat moment moet zo’n plant of haard zo snel mogelijk worden doodgemaakt. Het is op zich niet ongebruikelijk dat Phytophthora vat krijgt op resistente rassen. Maar als het gebeurt, is dat vaak pas later in het seizoen. Een resistentie is niet absoluut, dat moet je niet vergeten. Wat dat betreft is de term ‘resistent ras’ niet zo gelukkig. Ook de aanduiding ‘robuust ras’ vind ik verwarrend. Dat woord gebruiken we namelijk ook om aan te geven dat rassen op een andere manier tegen een stootje kunnen; bijvoorbeeld bij langdurige droogte.”

Als een resistentie doorbroken is, is zo’n ras dan nog wel bruikbaar?


,,Ja, gelukkig wel. Ik hoor vaak mensen de vergelijking trekken met een gewasbeschermingsmiddel dat niet meer werkt, omdat Phytophthora zich heeft aangepast. Gelukkig werkt dat met rasresistenties iets anders. Ongevoeligheid voor een actieve stof is duidelijk gekoppeld aan bepaalde stammen en handhaaft zich in de nakomelingen. Kortgezegd: heb je zo’n populatie in een gebied, dan werkt het betreffende middel niet meer. Het omzeilen van een rasresistentie noemen we virulentie, welke stam er rondzweeft heeft daar geen invloed op. We zien in proeven niet terug dat het zich handhaaft; als gen A in jaar X doorbroken is, kan het in jaar Y intact blijven. Voordeel is dat een ras met een resistentiegen tegen Phytophthora het plotseling toch weer goed kan doen. Het nadeel is dat je dat moeilijk van tevoren kunt voorspellen.”

Is het ene resistentiegen beter dan het andere?


,,Ja, in grote lijnen kun je dat zo wel zeggen. Wij vergelijken het wel eens met het beklimmen van een berg. Je hebt resistentiegenen die je kunt zien als de hoogste toppen van Zuid-Limburg. Het duurt even voordat Phytophthora boven is en daar zijn vlaggetje kan planten, maar heel veel moeite kost het niet, als de omstandigheden gunstig zijn. En er zijn ook rassen waarvan je de resistenties meer kunt vergelijken met de Himalaya. Die houden het in de regel langer vol. De resistentiegenen in onze Beyonce en Sevilla beschouwen we bijvoorbeeld als zo’n hoge berg. In heel Nederland bleven in 2024 rassen met die resistentie overeind. Toch is het onderscheid niet zwart/wit. Een ras dat op de ene plek door de mand valt, kan het soms op andere plekken heel goed doen. We proberen dit zo goed mogelijk te monitoren, ook met hulp van telers. Ondertussen werken we hard aan rassen met meerdere resistentiegenen. Want als Phytophthora eerst twee of drie bergen over moet, dan maak je het hem pas echt lastig.”

Als een ras het in een bepaalde regio niet goed heeft gedaan, moet je daar dan het volgend jaar een ander ras gebruiken?


,,Ook dat ligt genuanceerder. Het ligt voor de hand om te denken dat er een vergroot risico is, maar eerlijk gezegd weten we dat niet. In hoeverre handhaaft de ziekteverwekker zich? We zien gelukkig op dit moment weinig aantasting in de bewaring. Waar we wel altijd op hameren, is om een aangetast gewas gelijk dood te maken. Ook is een goede hygiëne belangrijk. En je benut zo’n enkelvoudige resistentie het best als je net voor het doorbreken van het gen gewasbeschermingsmiddelen kan inzetten.”

Hoe groot is de winst voor een gangbare teler, als hij resistente rassen gaat gebruiken?


,,De grootste winst zit hem aan de start van het seizoen. De verschillen tussen jaren, genen en regio’s kunnen groot zijn. Als een gen werkt, is het niet nodig om te spuiten, maar zodra een gen in jouw regio doorbroken is, zal het ras op dezelfde manier bespoten moeten worden als een vatbaar ras. Op die manier kun je sommige teeltseizoenen met enkele bespuitingen doorkomen. In een pilot die we gehouden hebben met consumptieaardappeltelers, in 2023, was drie keer spuiten genoeg. Dat is een fikse besparing. De middelenreductie hangt onder meer af van de omstandigheden in het betreffende jaar en in welke regio je woont. Maar over het algemeen is het een grote winst ten opzichte van de huidige situatie.”

Wat zit er nog aan rassen in de pijplijn?


,,Nog heel veel. De eerste rassen met twee resistentiegenen komen eraan en aan kruisingen met drie resistentiegenen wordt ook volop gewerkt. De kunst is altijd om ook de andere eigenschappen zo goed mogelijk mee te nemen. Want een nieuw ras moet ook weer goed smaken en er moet bijvoorbeeld goed pootgoed van te telen zijn. En ook afnemers moeten er natuurlijk mee aan de slag willen.”

Wat kunnen biologische telers doen zolang die sterkere resistenties er nog niet zijn?


,,Aangezien zij geen correctiemogelijkheden hebben, kunnen ze niks anders dan de teelt vervroegen en hun risico’s spreiden. Dat betekent rassen met verschillende phytophthoragenen telen. Die kennis delen we. Verder gaan we samen met de telers door met het verzamelen van kennis. We leggen bijvoorbeeld vast waar de resistenties het eerst doorbroken worden en in welk weeknummer. Zo leren we de resistenties die nu beschikbaar nog beter kennen, en kunnen we ze over de hele linie beter inzetten.”