In de rubriek Jong & Ondernemend laten we jonge ondernemers in de land- en tuinbouw aan het woord. Hoe runnen zij hun bedrijf? Welke kansen en bedreigingen zien ze binnen hun vakgebied? En vooral: hoe zien zij de toekomst tegemoet? In deze aflevering: Rick Bijlsma (24) in Nieuw-Vennep (NH).
,,Het mooiste moment van het jaar? Dat is wanneer we na een rustige winter weer het land op kunnen. Dat eerste perceel bewerken en zaaien; daar kan ik echt van genieten!’’ Dat zegt Rick Bijlsma (24) uit Nieuw-Vennep (NH). Sinds twee jaar zit hij samen met zijn ouders Pieter en Jacqueline in maatschap. Hoewel Rick op dit moment nog fulltime bij een loonbedrijf werkt, denkt en werkt hij – in de vrije uren - zoveel mogelijk mee op het eigen akkerbouwbedrijf. ,,Ik zou nog wel wat meer met precisietechnieken willen doen. Dit jaar gaan we variabel bieten zaaien; ik ben heel benieuwd of dat tot een egalere stand gaat leiden.’’
Rick Bijlsma (24) heeft samen met zijn ouders Pieter en Jacqueline een akkerbouwbedrijf in Nieuw-Vennep (NH). Het bedrijf werkt zowel biologisch (20 ha) als gangbaar (47 ha). Op het bio-areaal worden oergranen (o.a. Emmer en Eenkoorn), voederbieten, bonen en grasklaver verbouwd. Op het gangbare deel worden pioenrozen, granen (tarwe en gerst), consumptie-aardappelen en suikerbieten geteeld. Rick zit sinds 2023 in maatschap met zijn ouders, maar werkt nog fulltime bij een loonbedrijf.
Wanneer wist je dat je in het bedrijf wilde stappen?
,,Interesse in de landbouw heb ik van jongs af aan gehad. Alleen heeft het wel even geduurd voordat ik daar definitief voor koos. Op de Havo was ik de enige met een landbouwachtergrond en ging het bijna nooit over boeren. Op de HAS in Den Bosch werd dat heel anders; daar ging het alléén maar over landbouw. Vanaf toen is de interesse in de akkerbouw definitief veranderd in een grote passie.’’
Wat is er veranderd sinds je in het bedrijf zit?
,,Eigenlijk nog niet zo heel veel. Dat komt vooral omdat ik op dit moment nog fulltime bij een loonbedrijf werk. Daardoor blijft er niet zoveel tijd over om op het eigen bedrijf aan de slag te gaan. Verder speelt mee dat mijn ouders het nu nog goed met z’n tweeën kunnen redden.
Ik zit nu nog wat in de aanloopfase, maar dat wil niet zeggen dat ik me niet met de bedrijfsvoering bemoei. Het bouwplan, de teeltmaatregelen, de regelgeving; bij al dat soort zaken kijk en beslis ik mee. In die zin voel ik me ook echt wel akkerbouwer.
Terugkijkend op de afgelopen jaren denk ik dat de grootste verandering een jaar of tien geleden al heeft plaatsgevonden. Toen is mijn vader met een deel van het bedrijf omgeschakeld naar biologisch. Eerst was dat een blok van zo’n 10 hectare, nu zijn dat twee blokken van ongeveer 20 hectare. Onze specialiteit op het bio-areaal is de teelt van oergranen: Emmer en Eenkoorn. Deze telen, verwerken en drogen we, waarna het naar lokale bakkers en brouwers wordt afgezet. Het grootste deel van ons bedrijf – zo’n 47 hectare - is en blijft voorlopig gewoon gangbaar met aardappelen, bieten, granen en een stukje pioenrozen. Biologisch telen vind ik erg leuk en interessant, maar het geeft ook risico’s op tegenvallende oogsten, zo hebben we de afgelopen jaren ervaren. Wat mij betreft houden we de verdeling even zo, al zou ik op het gangbare deel nog wel wat meer intensieve gewassen willen telen.’’
Waar wil je de komende jaren naar toe met het bedrijf?
,,Als er mogelijkheden zijn, dan zou ik nog wel wat willen groeien in areaal. In dit stedelijke gebied is dat best moeilijk, maar als zich kansen voordoen dan probeer ik die wel te pakken. Ook de schuren zou ik nog wel wat willen moderniseren, bijvoorbeeld met ventilatievloeren in plaats van de ventilatiekokers die we nu hebben.
Verder wil ik graag wat meer doen met precisielandbouw. Dat vind ik niet alleen interessant, maar ik zie door mijn werk bij het loonbedrijf ook de meerwaarde ervan. Dit jaar gaan we op ons eigen bedrijf variabel bieten zaaien, met als doel een egalere opkomst en stand van het gewas. Op de hogere plekken zaaien we dan wat minder zaad – zo’n 87.000 zaden per hectare – en op de lagere plekken wat meer – zo’n 97.000 zaden per hectare. De taakkaarten die daarbij horen maak ik zelf. Bij de aardappelen zou ik zoiets ook wel willen, maar het ombouwen van de pootmachine is voorlopig nog veel te kostbaar. Hetzelfde geldt voor peilgestuurde drainage en een spotsprayer: die zouden hier zeker welkom zijn, alleen voor een bedrijf van 67 hectare is het lastig om dit soort investeringen terug te verdienen.
Ook zou ik me nog wel wat meer willen richten op niche-markten, zoals we die nu hebben met onze oergranen. We zitten hier dicht bij de grote steden, dus afzet voor bijzondere producten zou er moeten zijn.’’
Wat zie je als grootste uitdagingen - of knelpunten – voor de komende jaren?
,,Dan denk ik in eerste instantie aan het steeds kleiner wordende middelenpakket. Daardoor worden we als akkerbouwer steeds meer klem gezet. Afgelopen jaar hadden we in onze uien heel veel last van slakkenvraat. Daar hebben we nauwelijks iets tegen kunnen doen, waardoor het resultaat behoorlijk tegenviel. Mede om die reden hebben we het gewas dit jaar uit ons bouwplan gelaten.
Hoewel een deel van ons bedrijf bio is, ben ik zeker niet tegen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zoals eerder gezegd: biologisch telen vind ik een mooie en leerzame uitdaging, maar helemaal omschakelen – zonder mogelijkheden om in te grijpen tegen ziekten en plagen – vind ik een te groot risico.’’
Hoe zie je de toekomst tegemoet? Ben je over tien jaar nog akkerbouwer?
,,Over tien ben ik akkerbouwer op dit bedrijf. Daar werk ik echt naar toe. Misschien met een baan ernaast, maar toch zeker ook als akkerbouwer. Het liefst zou ik op deze plek willen blijven boeren. Of dat kan is onzeker. Onze bedrijf ligt op de grens van Park 21 – een 1000 hectare groot stadspark in aanleg waar natuur, recreatie en landbouw met elkaar verweven worden. In hoeverre ons bedrijf en onze grond daarin betrokken wordt en welke gevolgen dat heeft, is nog onduidelijk. Als we erin komen te zitten, dan hoop ik dat dit niet teveel beperkingen voor de bedrijfsvoering met zich meebrengt.’’
Wat vind je het mooiste aan je vak?
,,Dat is toch wel het landwerk. Vooral het allereerst voorjaarswerk, wanneer je na een stille winter weer het land op kan, vind ik geweldig! Grond bewerken, zaaien, poten; daar kan ik echt van genieten!’’
Tot slot: welk advies zou je startende collega’s mee willen geven?
,,Hmm… Dan zou ik zeggen: stap pas in het bedrijf wanneer je zeker weet dat je het wilt. Bij mij heeft dat even geduurd en dat was ook gewoon goed. Je moet echt passie hebben voor het vak, want dan gá je er ook echt voor. Verder zeg ik: raak niet in paniek door alles wat op je af komt, maar doe de dingen stap voor stap. Je hoeft het niet allemaal binnen een jaar onder controle te hebben. Zeker in de landbouw leer je met de jaren.’’