Akkerbouw Koerier Mei 2025

Stewardship waterkwaliteit brengt oorzaken van overschrijdingen in kaart



Afgelopen jaar is Bayer gestart met het stewardshipproject waterkwaliteit. Doel is om voor een aantal werkzame stoffen de bronnen en routes in kaart te brengen om vervolgens gerichte maatregelen voor te kunnen stellen. Duurzaamheidsmanager Christy van Beek geeft nadere uitleg over dit project.


Christy van Beek



De waterkwaliteit is - afgemeten aan het aantal overschrijdingen van de toelatingsnorm of milieukwaliteitsnorm - sinds 1997 sterk verbeterd. Dat is goed nieuws – en zeker ook een grote prestatie, maar het is nog niet genoeg. Sinds 2017 vlakt het aantal overschrijdingen namelijk af en blijft deze steken op circa 0,5% van het totaal aantal metingen. Van alle overschrijdingen die leiden tot het niet halen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt ongeveer 2,5% veroorzaakt door overschrijdingen door op dit moment toegelaten gewasbeschermingsmiddelen.


De afgelopen jaren is vooral ingezet op generieke maatregelen en bewustwording. Denk aan afgesloten wasplaatsen, toolbox water, driftreducerende technieken, zuiveringstechnieken in kassen e.d. Deze acties hebben tot veel verbeteringen geleid. Om de laatste overschrijdingen ook aan te pakken zijn specifieke maatregelen nodig, bovenop de bestaande generieke adviezen en maatregelen.


Waar komt het vandaan?


Vaak krijgen we de vraag: waar komt het precies vandaan? Gewasbeschermingsmiddelen kunnen via verschillende routes in het oppervlaktewater komen, bijvoorbeeld via oppervlakkige afspoeling, uitspoeling door de bodem of via drainage, via het erf of de wasplaats en/of via drift tijdens toediening. Vaak treden verschillende emissieroutes tegelijkertijd op, maar waarschijnlijk niet in dezelfde mate. Door logisch te redeneren over de volgende vragen kan een inschatting gemaakt worden welke emissieroutes het meest waarschijnlijk zijn:


  • Wat voor een stof is het?
  • Hoe gedraagt deze stof zich in het milieu?
  • In welke teelten wordt deze stof gebruikt en op welk moment?
  • Wanneer vinden de overschrijdingen plaats?
  • Wat is het vanggebied van het meetpunt waar de overschrijding heeft plaatsgevonden?
  • Hoe ziet het landgebruik er in het vanggebied er uit?
  • Zijn er ‘snelwegen’ naar het oppervlaktewater?

Door deze vragen te beantwoorden wordt veel inzicht verkregen over de meest waarschijnlijke emissieroutes. En als je dat weet, weet je ook aan welke knoppen je kan draaien om emissies te voorkomen.



In het project wordt met zogenaamde ‘passive samplers’ gewerkt. Dit zijn membranen waarop stoffen adsorberen. Daarmee kan worden aangetoond of een stof gedurende een bepaalde periode, bijvoorbeeld een maand of 6 weken, in het water is geweest.



Fluoxastrobin


Een voorbeeld is fluoxastrobin, de actieve stof in Fandango. Dit is een fungicide die vooral in de uienteelt wordt gebruikt. We zien met name overschrijdingen op twee momenten: in maart-april en in juli-augustus in marine kleigebieden. Fluoxastrobin bindt relatief sterk aan bodemdeeltjes. Uien hebben, door hun verticale vorm, weinig interceptie (invanging) waardoor relatief veel middel op de bodem kan komen en daar als bodemgebonden stof kan afspoelen naar het oppervlaktewater. Zo redenerend zijn wij tot de conclusie gekomen dat oppervlakkige afspoeling, naast puntemissies bij de wasplaats, wel eens een relatief belangrijke bron zou kunnen zijn in de gebieden waar overschrijdingen optreden.


Om deze reden hebben we ook een actie opgezet om het aanleggen van infiltratiegreppels te stimuleren. Deze win-actie (zie artikel Infiltrtiegreppels maken: hoe pak je het aan?) staat open voor alle teelten in alle gebieden, maar de directe aanleiding was bovenstaande analyse. En bovendien zullen ook andere stoffen van een infiltratiegreppel profiteren.


Deltamethrin


Voor een andere stof, deltamethrin, hebben we ook zo’n analyse gemaakt. Dit is een insecticide die in heel lage concentraties al overschrijdend kan zijn. Hier zien we vooral overschrijdingen in gebieden met kassenteelt en met name een korte periode in de zomer en in het winterseizoen. Dat duidt op mogelijke lekkages en minder geschikte toepassingstechnieken. Hier gaan we de komende tijd gericht over communiceren. Dit doen we, uiteraard, in samenspraak met andere betrokkenen, zoals Glastuinbouw Nederland.


Er zijn ook stoffen die naast een toelating als gewasbeschermingsmiddel ook een toelating hebben als biocide (bijv. vlooienbanden) of ook door particulieren gebruikt mogen worden. In zo’n geval wordt de analyse een stuk ingewikkelder. Bovendien gaat het vaak maar om een paar metingen. Is een overschrijding het gevolg van een eenmalig incident, of is het een indicatie van een patroon? Metingen zijn een momentopname, dus het kán een toevalstreffer zijn, maar het kan ook een systematisch patroon zijn.


Waterdichte Kaders


Om hier meer inzicht in te krijgen hebben we, samen met andere partijen, het project Waterdichte Kaders opgezet. In dit project wordt met zogenaamde ‘passive samplers’ gewerkt. Dit zijn membranen waarop stoffen adsorberen. Daarmee kunnen we aantonen of een stof gedurende een bepaalde periode, bijvoorbeeld een maand of 6 weken, in het water is geweest. Hiermee kunnen geen concentraties worden vastgesteld, maar het geeft wel inzicht in de ruimtelijke verdeling van stoffen in het water. Door zowel individuele stoffen in detail te analyseren als verspreiding van stoffen in kaart te brengen, komen we steeds meer te weten over de oorzaken van overschrijdingen en kunnen we daar gericht aan werken.


Voor een overzicht van maatregelen die je als teler zelf kunt nemen verwijzen we naar toolbox water en de brochure emissiebeperking van de LTO.





KADER


Hoe komen middelen in het oppervlaktewater?


Bij het analyseren van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater proberen we zowel de herkomst (bron) als de emissieroute te bepalen. De bron is de toepassing waarbij het middel in het milieu komt. De route is de weg die het middel aflegt van de bron naar het oppervlaktewater. Door zowel de bron als de route aan te pakken wordt het risico op belasting van het oppervlaktewater geminimaliseerd.


Vaak is de bron landbouwkundig gebruik, maar een middel kan ook een toelating hebben als biocide (zoals bijvoorbeeld deltamethrin in vlooienbanden) of er kan sprake zijn van nalevering uit de bodem bij historisch gebruik. Dit geldt vooral voor ubiquitaire stoffen. Dit zijn stoffen die vanuit het verleden nog alom aanwezig zijn, maar nu niet meer zijn toegelaten. Veel stoffen die momenteel tot overschrijdingen leiden van de KRW betreffen deze ubiquataire stoffen. Het handelingsperspectief is daar heel anders dan voor stoffen die wel een toelating hebben.


Vervolgens wordt de route geanalyseerd. Bij landbouwkundige toepassing kan dit erfemissie, drift, depositie, afspoeling/run-off (over de bodem), uitspoeling (door de bodem) of drainage. Lang is gedacht dat in Nederland oppervlakkige afspoeling niet heel relevant was, omdat Nederland overwegend vlak is (zeker in vergelijking tot ander landen). Echter, als een perceel nagenoeg waterverzadigd is en er komt nóg een bui, dan zal het toch oppervlakkig afstromen, omdat de bodem geen bergingscapaciteit meer heeft.